Verhalen van een middeleeuws leven
Op deze pagina vind je het dagboek van Yvonne Lammers, die in de zomer van 2023 twee maanden lang het middeleeuwse ambachtenhuis in het preHistorisch Dorp bewoont. Van het idee om een middeleeuws huis te bewonen, het uitnodigen van experts en ambachtslieden tot de dagelijkse gang van zaken in het huis: je kunt het hier allemaal in chronologische volgorde teruglezen. De meest recente toevoegingen aan het dagboek vind je daarom onderaan de pagina. Ga voor meer informatie over het project naar deze pagina.
Laatste toevoeging aan het dagboek: 27 augustus 2023
Even voorstellen
Mijn naam is Yvonne Lammers. Momenteel werk ik als museummanager in het preHistorisch Dorp en ben ik verantwoordelijk voor het veld en de programmering van evenementen. Ik heb theoretische archeologie en pre- en protohistorie gestudeerd en ben gepromoveerd in de experimentele archeologie. Inmiddels ben ik al meer dan 30 jaar bezig met levende geschiedenis, met een nadruk op educatie in de prehistorie, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen. De late middeleeuwen zijn voor mij relatief nieuw, maar daarom extra interessant om te ontdekken!
Voorjaar 2022
Het kriebelt. Nu de kinderen uitvliegen, het museum lekker draait en het leven voortkabbelt, krijg ik zin in avonturen. Veldwerk? Een grote reis? Maar hoe dat te organiseren? Ik wil, en kan, het museum niet achterlaten in het hoogseizoen. Ik denk terug aan een opname voor NPO 1 waarbij Laura Kooistra, Joyce van Dijk en ikzelf zittend rond het vuur een potje kookten en ervaringen en kennis uitdeelden over voedselconsumptie in de ijzertijd. In mijn vorig leven aan de uni en bij mijn bedrijf Echo Information Design heb ik een aardig netwerk opgebouwd in de onderzoekswereld. Al sinds mijn jeugd heb ik door mijn levende-geschiedenis-hobby veel ambachtslieden en ervaringsdeskundigen mogen leren kennen. Die banden zijn de laatste jaren weer geïntensiveerd nu ik voor het museum werk. Langzaam begint een idee te borrelen. Ik ga op avontuur in ons eigen museum met als doel die twee werelden te verbinden!
Bijna 30 jaar geleden is het dat Anneke Boonstra, onze oprichtster, twee manen lang met een groepje enthousiastelingen de ijzertijd in trok. Zoiets moet het worden, maar dan met een moderne twist. Ik wil niet mezelf testen – dat ik na twee maanden pijn in mijn rug ga hebben van dat bed, een hekel zal hebben aan die hoofddoek en blij zal zijn met een warme douche. Ik wil bovendien ook mijn tanden kunnen poetsen – ik moet nog wat langer mee dan de gemiddelde middeleeuwse vrouw. Nee, het doel is mensen te enthousiasmeren: onze medewerkers en vrijwilligers, onze bezoekers én wetenschappers en ambachtslieden. Het moet dus ook continu in het museum te volgen zijn. De keuze voor de 14e eeuw is ingegeven door verschillende aspecten: 1. Het is een interessante tijd waar we relatief veel van weten zodat we niet naar álles hoeven te gissen, 2. Ik ben superbenieuwd naar hoe ons ambachtenhuis eruit zou zien als het bewoond wordt, en 3. Niet geheel onbelangrijk als iedereen mag komen kijken, de 14e-eeuwse jurken staan me gewoon het best 😉
Zomer 2022
Een leuk idee, maar hoe ga ik hier ooit toestemming voor krijgen? Ik heb natuurlijk ook nog ánder werk te doen in het museum. De dagelijkse aansturing van de veldmensen, de voorbereidingen voor de uitbreiding van het museum, evenementenorganisatie… Ik pols Marjan Vossen, onze marketeer. Die ziet het meteen zitten als zomerproject: tof voor de bezoekers en een mooi marketingonderwerp. De zomer is voor mij relatief rustig áchter de schermen en zo geeft het me meteen opleidingsmogelijkheden als ik de tijdgidsen in het project meeneem.
Ik leg het idee in de week bij onze vrijwilligers – ook die zijn meteen enthousiast! Juist het idee van kennisuitwisseling trekt hen heel erg aan. Bij mij kriebelt het steeds meer – ik ga ervoor!
Najaar 2022
Schoorvoetend leg ik het idee voor aan onze directeur-bestuurder Ward Rennen. Uitgekiend tijdens een marketingoverleg zodat Marjan ook een positieve duit in het zakje kan doen. Ward is meteen enthousiast en zegt ja. Ik denk nog – volgens mij weet hij niet helemaal waar hij ja op zegt, maar ik heb de goedkeuring – ik kan door!
Winter en voorjaar 2022/2023
Het kledingatelier ziet de bui al hangen: Yvonne heeft een plan dat veel meer tijd kost dan ze heeft. Vol overgave bieden zij aan een nieuwe jurk en onderkleding te maken. Iemkje Heier, Fiona Brandenburg, Juul Thijssen en Jip Seijkens werken er de komende maanden met liefde en geduld aan. Het ontroert me en ik voel me ontzettend dankbaar. Wát een geschenk! Ik ben deze winter veel ziek en het zit in januari en februari niet mee. Het is moeilijker om personeel te vinden en er worden veel weken opgeslokt door de waan van de dag. Het gaat sowieso een drukke eerste helft van het seizoen zijn: openingsweekend, Pasen, meivakantie, Hemelvaart, Pinksteren, Midzomer – allemaal evenementen die georganiseerd moeten worden. De moed zakt me voor mijn Twee Maanden-plan soms in de schoenen, maar het feit dat er zo hard gewerkt wordt aan mijn kleding en aan plannen door onze textielgroep om het weefgetouw te laten schitteren, geven me het zetje: we gaan ‘het’ gewoon echt doen.
Mei 2023
Het plan heeft zich, door de drukte met andere zaken, nog maar deels in mijn hoofd gevormd. Ik vraag overal rond om hypothesen die ik kan testen. De interesse blijkt vooral in menselijk gedrag: “Wat gat ga je met je afval doen?”, “Hoe gaat je dagritme eruitzien?”. Maar ik wil naar de andere benadering: “ik denk dat ze de vloer dagelijks dweilden om stofvorming te voorkomen. Wil je dat 8 weken lang voor me doen en voor en na de stand van zaken opnemen?”. Het blijkt niet zo eenvoudig als ik dacht, maar ik heb vertrouwen in het proces. Het zal allemaal gaandeweg wel op zijn plek vallen. Ik schaf een fijnstof/temperatuur enzomeer-meter aan en trek mijn huis leeg. Alle 14e-eeuwse re-enactmentspullen gaan mee, en al het steengoed met zoutglazuur dat ik heb uit Frankrijk mag ook mee. Ik plaats een bestelling bij Atelier Jera en koop in bij Medieval Crafts. Fiona helpt mee met het vinden van adressen en verzamelen van spullen. In overleg met Vera Bos, die veel ervaring heeft in 14e-eeuws re-enactment tast ik af wat ik mezelf wel en niet opleg. Steeds is de afweging: wat voegt het toe, wat ziet het publiek en wat kan een hypothese-test zijn.
Juni 2023
Ik nodig specialisten uit voor discussiemiddagen en gooi het hele plan op social media. De respons is veel groter dan gedacht: veel mensen willen ons volgen en zijn benieuwd naar de resultaten. Uiteraard ziet niet iedereen direct dat het géén leefexperiment is, althans niet zoals dat vroeger werd gedaan. Maar juist de mensen die al langer meelopen in deze wereld zijn super enthousiast en dat maakt dat ik enerzijds plotseling zenuwachtig word, maar anderzijds ook word gemotiveerd na te denken hoe we meer mensen op afstand in ieder geval kunnen informeren.
Laatste week juni 2023
Waar ben ik aan begonnen? Het is zó veel en er wacht ook nog best wel wat kantoorwerk… Gelukkig lopen de aanmeldingen voor de discussiemiddagen goed. Mijn logees zijn rond en hebben er ook zin in. Toch droom ik ’s nachts van lijstjes en oh ja, ik had ook nog een man en twee kinderen… Man zal regelmatig een nachtje afreizen naar de 14e eeuw, oudste zoon zal moeders op de hoogte houden van de moderne wereld. Jongste zoon Arthur staat te trappelen om zoveel mogelijk aanwezig te zijn en zijn ambachtelijke steentje bij te dragen. Het komt dus allemaal goed. En zoals me al wordt ingefluisterd – je kunt best stiekem een keer naar huis. Maar dat wíl ik dan ook weer niet – het ging ook nog om dat avontuur voor mezelf.
Eerste weekend 30 juni -2 juli
We starten met een evenement. Was dat mijn idee? Ik grom, kreun en zucht, want verhuizen naar een andere eeuw, meteen middeleeuws koken voor 30 mensen én een evenement runnen in hetzelfde weekend is misschien wat veel. Ik gun mezelf dus ook maar wat flexibiliteit. Zo’n middeleeuwer werd ook niet meteen in het diepe gegooid en mocht nog even aan moeders rokken hangen. Op zaterdagavond geniet ik ervan dat mijn hele gezin komt slapen. Eva IJsveld, lieve vriendin en al net zo lang actief in dit wereldje als ik (dat is meer dan 30 jaar, slik) sluit fijn aan. Wat is het gaaf om het huis tot leven te zien komen! Zó hoort het: overal spullen, een ingerichte keuken, bedden en gevulde kisten met textiel, een voorhuis met werkplaats en een achterhuis met wooninrichting.
Als ik op zondagavond mijn bedje in kruip en alleen ben, realiseer ik me pas echt… het avontuur is begonnen!
3 juli: landen in een nieuw huis
Hoe mooi het ook zou zijn – ik kan me niet 8 weken lang onttrekken aan mijn museale verplichtingen. Op maandag hebben Ward en ik dus ‘gewoon’ managementoverleg, al zit ik er wel in middeleeuwse kleding bij. Gedurende de rest van de dag ontdek ik de mafste dingen. Je drinkwater naast je hakblok stationeren is bijvoorbeeld geen goed idee (duh). Een 14e-eeuws huis blijft leeg omdat er tegen de wanden geen boekenkasten staan. En tegelijk - oh, wat heeft een mens, zelfs een middeleeuws mens, toch een hoop spullen ‘nodig’. Voorraadpotten, lakens, handdoeken, opslagmanden, kleding, hoofddoeken, mutsjes, planken, messen, bakjes, schalen, kneedbak, eten. Nog los van bedden (een voor mij, een voor mijn gasten), kisten, hakblok, grootwiel, weefgetouw en de tresoor. Maar het krijgt allemaal een plek. Het voorhuis zal voor het publiek toegankelijk zijn, het achterhuis is alleen over het tussenwandje en door de ramen te bezichtigen. Dit geeft wat rust tijdens het koken en leven, terwijl ik wel met iedereen kan kletsen en alles goed kan laten zien. Veel van de meegebrachte spullen komen uit mijn keuken of slaapkamer, dus het voelt heel vertrouwd!
4 juli: beesten
Iedere dag denk ik “Dit is de grootste uitdaging”. Vooraf dacht ik dat én collega’s én bezoekers én logees én gasten wel een beetje erg sociaal zou zijn. Dat ik zou snakken naar leegte of alleen zijn. Dat gaat ook nog zeker wel gebeuren, maar de vliegen, kauwen, eksters en schapen doen ook erg hun best om de nummer 1-positie van irritaties te behalen. De schapen mekkeren zodra ze me zien – die groene jurk betekent eten! En onervaren als ik ben, glipt er deze avond een schaap achter me langs als ik hooi kom brengen – om vervolgens pontificaal en zeer voldaan haar tanden in mijn moestuingroenten te zetten! Maar ook binnen ben ik niet veilig. Als ik even niet oplet of iets onafgedekt laat, zit er een vogel of vlieg op: boter, appels, melk, niets is veilig. Ik besluit dat vanaf nu op alles een deksel, wasdoek of lap gaat. Flinke ekster die het van mij gaat winnen.
5 juli: de vloer...
Een andere strijd die we voeren en één van de vragen die we willen beantwoorden betreft de vloer: hoe krijg je die minder stoffig? Alles in het huis zit namelijk onder het stof en in de ochtend word ik wakker met leem tussen mijn tanden. Er zijn theorieën op basis van slijpplaatonderzoek over dweilen met ammoniak, waardoor de kalk in de leem gebonden wordt en de vloer uithardt. Martijn (de logé van de week) van Het Noeste Leven is eigenlijk ook chemicus en gniffelt “Tja, dat kan dan toch alleen met pis en díe lucht krijg je er echt niet uit.” Ik besluit wijselijk eerst andere hypothesen te testen. Ik kan altijd nog in de laatste week die ammoniak-theorie testen. Na mij de zondvloed 😉 Vandaag storten hulp Florijn en ik ons dan maar op het dweilen van de vloer. Met veel water, waardoor de toplaag van de leem zacht wordt en de barsten die erin zitten dichtgesmeerd worden. Omdat ik gillende pijn heb in (toch al zwakke) enkels en voeten, ben ik daar alleen al blij mee. Het stof lijkt ook wat af te nemen. Dit gaan we zeker nog een aantal keer herhalen!
6 juli: eerste Discussiedonderdag
De eerste Discussiedonderdag! Wat heb ik hiernaar uitgekeken. Ik glim van trots als de daggasten binnendruppelen: Silke Lange, archeologisch houtspecialiste van BIAX, Bram en Marijn van het Gilde van St. Thomas en draaiers en duigenbakjes-makers, Vincent van Deventer, re-enactor 14e eeuw, Jeroen Flamman, directie Vestigia, Leo Wolterbeek, vakman in houtbewerking van Woud en Beek, Roos van Oosten, universitair docent Middeleeuwen Leiden, Martijn van Gerwen, Het Noeste Leven en houtdraaier. Ze kruipen samen met mij om de tafel en hebben een interessant gesprek over verf en lijnolie, bijlen en zagen, essen en elzen, stad en platteland, specialisten en thuisdraaiers. We nemen het op om er later een podcast van te maken. Ik ben vooral blij om te zien dat het bruist – enthousiaste ideeën, ook voor een vervolg, gaan over tafel en iedereen haalt wel iets op uit het gesprek.
Een extra persoonlijk fijn detail is de aanwezigheid van Jeroen: hij is degene die mij 33 jaar geleden op mijn eerste kamp in Haps in Apeldoorn de liefde voor de experimentele archeologie bijbracht en me zo op dit spoor zette. Ook Leo en ik kennen elkaar al heel erg lang en het voelt fijn dat zij beiden aangeschoven zijn en het project een warm hart toedragen.
7 juli: weer die vloer
Nanne is op bezoek en helpt de vloer opnieuw te dweilen. Via de digitale tamtam krijg ik door velen geadviseerd om nat zand te gebruiken en dit wekelijks te verversen. Voor boeren snap ik dat wel, maar hoe kom ik in de middeleeuwse stad aan zoveel zand? Nú kan ik het uit de zandbak van het museum halen, maar ik zie nog niet helemaal voor me hoe ze dat 600 jaar geleden deden. We dweilen nog even door, want we merken wel verschil. We doen expres het voorhuis niet, zodat we het verschil goed kunnen observeren.
’s Avonds zit ik soezend met een tevreden glimlach met Martijn, Nanne, Rachne en Gwen aan tafel. Om 21.00 uur kan ik mijn ogen niet meer openhouden. Ik begin in een ritme te komen. Tussen 21.00 en 22.00 uur duik ik mijn bedje in en rond 5.00 uur sta ik op en ga ik aan de slag. Ik ga dan eerst ‘naar de kerk’ – een mooi eufemisme voor mijn kantoor, waar ik mijn dagboek, de planning van de gasten en mijn overige kantoorwerk kan doen. Nu de vakantieweken echt gaan beginnen zal dat afnemen, zodat ik de middeleeuwse ervaring nog meer kan beleven.
8 juli: warm!
Het is loeiheet. Ik besluit de rauwe melk die ik gisteren bij achterbuurman Age van de Genneper Hoeve heb gehaald een dagje rust te geven. Nu karnen zie ik niet zo zitten. Ondanks dat ik jarenlang veldwerk heb gedaan in de tropen, lukt het me niet direct te switchen naar een stand waarin ik minder hard ren en mijn tempo aanpas aan het weer. Mijn wollen jurk en linnen onderjurk voelen warm aan, maar ik weet dat ze me óók beschermen tegen de zon. Met bezoekers en gasten is het bovendien uiteraard geen optie om alleen in linnen rond te lopen. Wat zouden de buren er wel niet van zeggen?! 😉 Ik houd me dus zoveel mogelijk koest en naai aan mijn nieuwe Brigitta-kapje, een ondermutsje voor mijn nette hoofddoek. Omdat ik vandaag alleen voor mezelf hoef te zorgen, eet ik brood en verse kaas met kruiden. Dat vuur kan best een dagje uit blijven. Rond het middaguur zie ik echter wel dat mijn stokvis en spek die boven de vuurplaats hangen op deze manier niet meer vrij zijn van vliegen. Ik vind het een vies idee en pak ze in in linnen doeken.
Door de warmte is het een rustige dag in het museum. Dat is wel even fijn, want de eerste week voelde best hectisch. De plek inrichten, een ritme vinden, toch nog wel wat overleggen voeren, fotografen, de eerste discussiemiddag. Ook de andere relatie met bezoekers vind ik nog even lastig. Normaal gezien spreek ik met ieder bezoeker, zorg ik dat ik nooit met mijn rug naar ze toe sta en vertél ik meer over wat ik aan het doen ben dan dat ik daadwerkelijk iets doe. Dat kan nu natuurlijk niet, want dan krijg ik niets gedaan. Deze week heb ik dus gezocht naar een middenweg. Ik begroet iedereen die het huis binnen wandelt en als ze vragen hebben, vraag ik ze naar het dichtstbijzijnde raam te komen waar ik aan het werk ben. Zo kan ik ‘praten en breien tegelijk’. Ik leg nu nog veel uit wat ik aan het doen ben. Gelukkig komt er volgende week een tekstbord over het project – dat zal tijd schelen.
9 juli: warmer!
Vandaag belooft een nog warmere dag te worden. Het is drukkend heet. Je voelt dat er storm in de lucht hangt. Ik besluit vroeg te koken, zodat ik het dakluik dicht kan doen als het gaat regenen. Omdat ik gisteren al brood heb gegeten maak ik een stoofpot, want met deze hitte vraag ik onze bakkers liever niet de oven te stoken. Dan is een klein kookvuurtje beter. Ik gebruik mijn metalen grape, zodat ik minder op mijn kookpotje hoef te letten. De aardewerken grapes koken fijn, maar vragen veel aandacht: om te voorkomen dat de potten barsten moeten ze evenwichtig verwarmd worden. Ik vind het dan lastiger om ernaast te naaien bijvoorbeeld. Of, in deze setting, om met bezoekers te kletsen.
Ik room de melk af en maak yoghurt door een lepel oude yoghurt aan de rauwe melk toe te voegen. Opwarmen is bij deze temperaturen niet nodig. De room zet ik weg voor morgen.
De vliegen irriteren me. In de avonduren, als mijn man Tino op bezoek is, zoek ik online naar een oplossing. Basilicum, azijn, lavendel en kruidnagelolie schijnen de beestjes op een afstand te houden. Een kopje azijn op tafel is zo geregeld. Toevallig heb ik ook kruidnagelolie. Het lijkt me een beetje duur voor dit doel, maar vooruit, vanavond offer ik er een paar druppels aan op. Het helpt. Een beetje.
Morgen vraag ik onze tuinman om wat basilicumzaad voor me mee te brengen. Dan zet ik daarvan potten in de ramen. Als we die Romeinen toch niet over de vloer gehad hadden…
10 juli: bezoekers
Het ‘middeleeuws leven’ – het koken op vuur met wat er uit de moestuin komt, het slapen in het huis, het sjouwen met water… dat alles voelt tot nu toe nog als het makkelijkste onderdeel van dit project. De combinatie met kantoorwerk en bezoekers vind ik pittiger. Mijn hoofd switcht steeds van toekomstplannen voor de uitbreiding van het museum naar mijn volgende groentestoof. Het leven zonder klok zorgt ervoor dat ik standaard te laat bij een overleg aan kom. Sorry collega’s – ik doe mijn best! De wetenschap dat dit eind deze week beter gaat worden (er zullen enkele weken geen vergaderingen zijn en de rest kan in de vroege uurtjes) stelt me wel gerust.
Ik moet toegeven dat ik het ‘glazen huis’-effect een beetje had onderschat – het blijft zoeken naar wanneer ik wel en niet mensen te woord sta, omdat ik ook dóór moet als ik iets wil bereiken. Groenten hakken voor het eten gaat prima kletsend met mensen die in mijn raam hangen. Vuur maken, water halen, dweilen, was ophangen, brood kneden en karnen gaan al wat lastiger. Daarbij merk ik ook dat er erg veel herhaling zit in de vragen. ‘Waarom zou je dit in hemelsnaam willen?’ en ‘Waar ga je naar de wc?’ scoren tot nu toe het hoogst. Die laatste besluit ik stiekem te gaan turven. Ik richt onze middeleeuwse wc bovendien in als een composttoilet. Einde discussie – ik kan ze nu verwijzen naar mijn dagelijkse productie. In gedachten geef ik een dankbaar en gniffelend knikje naar de schapen voor de vulling van het toilet, iedere keer als ik een streepje zet.
11 juli: moestuin
Vandaag komen Arno en Maaike de moestuin doen. Met alle vergaderingen die ik vandaag heb, is dat wel erg fijn. De tuinbonen zijn klaar. We plukken de laatste om ze te drogen. Diverse verwilderde kruiden worden geoogst, zodat er weer ruimte is voor nieuwe groei. Ook de brandnetels bewaren we voor in de soep. De moestuin is klein maar levert een hoop op. Arno heeft thuis een veel grotere tuin en omdat ik zoveel gasten heb, brengt hij wekelijks wat aanvulling van zijn oogst voor me mee. Nu zijn dat vooral rode bieten. Ik aanvaard zijn giften dankbaar. Het is een heerlijk gevoel om zoveel van ‘eigen’ kweek te kunnen gebruiken.
’s Avonds komen Jip (de weeklogee) en haar zussen Robin en Orion logeren. Het was voor mij een drukke dag, maar ik geniet ervan hoe de meiden een plekje vinden in het huis en hoe goed ze meegaan in het middeleeuws leven. Hun hele gezin is bij ons vrijwilliger en ze hebben veel interesse en aandacht voor ambachten. Kleding en uitrusting zijn driftig bij elkaar verzameld en er is tot de laatste minuut hard gewerkt aan één van de jurken. Net als die van mij, zijn hun jurken gemaakt met stoffen van Classic Fabrics, die natuurlijk geverfd zijn en kwalitatief hoogwaardig. Ze zien er prachtig uit. Met nappen van het Noeste Leven en messen van Black Oak Forge zijn de aan ons museum verbonden vakmensen goed vertegenwoordigd en daar ben ik blij om 😊 Ik verheug me erop ook de rest van de week met Jip te delen. De andere twee moeten helaas naar school…
12 juli: zuivelproducten
Vandaag sluiten Pimmie Schoorl en haar dochters Vlinder en Finna, Anton Reurink en Ella van der Most aan. Zij zullen de rest van de week in het huis spinnen en weven. Net als vorige week is groepsbegeleider Kamiel zo lief om op bakdag de oven voor me te stoken. Dat er een bakker is die stookt is niet alleen middeleeuws, het is ook veel praktischer omdat de oven een eindje weg is van het huis. De zuurdesem gaat goed, al kan ik niet helemaal garanderen dat hij vegan is - hij is nogal in trek bij de fruitvliegjes. De broden rijzen redelijk. Ik karn de, inmiddels zure, room en krijg een zeer bescheiden kluitje boter. Eerder deze week had ik de room in de karnton gedaan, al kletsend met een bezoeker, waardoor ik niet nadacht en vergat dat ik de ton nog niet had laten weken in water. De room stroomde er dus vrolijk aan de onderkant weer uit. Ik kon nog net een klein beetje redden. Het maakt me niet uit. Ik heb mijn eerste boter van mijn eerste zelf-afgeroomde rauwe melk en ben trots. De boter is overigens niet lekker. De enorme hitte heeft ervoor gezorgd dat hij ranzig smaakt, maar ook dat kan mijn geluk niet bederven.
Inmiddels heb ik ook al twee keer yoghurt gemaakt. Ook dat gaat goed. Voor mij is het tof om dingen die ik normaal thuis onder schone omstandigheden, met thermometers, een goed controleerbaar gasfornuis en met de klok doe, nu in de middeleeuwse setting op mijn gevoel te doen. Hoe lang de broden of de taarten in de oven zitten weet ik niet, en ook de temperatuur van de melk om yoghurt te maken test ik slechts op mijn pols. Echte archeologische experimenten zijn het dus niet, maar dat kan ook eigenlijk niet. Data verzamelen op dit vlak zegt niet zoveel, omdat de omstandigheden zo enorm wisselend zijn en van grote invloed zijn op de resultaten. Ik beschouw mijn activiteiten dus als ‘experiential experiments’, ervaringen waardoor je als archeoloog je referentiekader vergroot, in plaats van te zoeken naar bewijzen.
Jip en ik besluiten morgen pas te dweilen. Het koken voor negen gasten, het karnen en het bakken van brood en twee taarten is een tijdrovende klus. Als moeder Nancy Robin en Orion op komt halen genieten we van de taart… een 18e-eeuws recept met verse appels, dus we smokkelen aan alle kanten, maar lékker is het wel!
13 juli: Discussiedonderdag textiel
De tweede discussiemiddag dient zich aan. Ik kijk het clubje rond en ben trots op wie er aan tafel zitten. Omdat we al behoorlijk wat experts in huis hebben, voelt het als een thuiswedstrijd. Anton Reurink is een autoriteit op het gebied van Leids Laken, weven en spinnen, Ella van der Most is een zeer ervaren weefster. Pimmie Schoorl spint al haar hele leven en geeft online les over de hele wereld. Jip Seijkens is een zeer veelbelovende leerling van de Meesteropleiding Coupeur in Amsterdam. Allen zijn al meerdere jaren als vrijwilliger aan ons museum verbonden. Met Toon en Pimmie voerde ik de Oudste Jurk van Nederland uit. Iemkje Heier van de Ghemertse Luyden leidt al jaren ons kledingatelier en heeft de kwaliteit van onze kleding op een hoger niveau gebracht. Ook zij is daarnaast al jaren vrijwilliger. ‘Van buiten’ komen Iris Verhoeven (Historisch Weefatelier Verhoeven) en Veerle van Kersen (PhD aan KU Leuven en re-enactor). Zij brengen nieuwe vragen én inzichten.
Al gauw gaat het over vezellengtes, spinhoeken, scheringlijm en slijtvastheid van vezels. Fustijn, tierentijn, laken en linnen komen op tafel en Engelse, Vlaamse en Nederlandse termen worden vergeleken. Textielonderzoek blijkt een kleine wetenschappelijke niche in landen als Nederland en België – alleen al wegens de kleine hoeveelheid vondsten. We eindigen dan ook met het besef dat er voor textiel inspiratie uit een grotere context gehaald zal moeten worden en dat er nog veel (leuk!) werk aan de winkel is!
14 juli: oven stoken
Tijdgids Frankie komt helpen. Hij wil graag de oven voor me stoken en dus besluiten Jip en ik nogmaals brood en taart te maken. Onze oven is de oven van de Adellijke Hoeve, de vroegmiddeleeuwse boerderij van het museum. Dat is een relatief kleine oven. Voor Frank is het de eerste keer dat hij de oven stookt. Na ongeveer 2 uur is de oven loeiheet. Met een aantal bezoekers om ons heen halen we hem leeg, dweilen hem met de sloerie en plaatsen we de broden. Omdat we beiden deze oven niet (goed) kennen, blijkt hij aan de hete kant. Gelukkig kunnen we door de deur te verwijderen en wat te schuiven met de broden de schade beperken. Na de broden gaat de taart van Jip en Finna erin. Deze komt er wederom prachtig uit!
15 & 16 juli: het gilde van St. Thomas
In het weekend zijn naast onze textielvrijwilligers ook het Gilde van Sint Thomas op bezoek. Drie echtparen die ambachten uit de 14e en 15e eeuw demonstreren. Bram en Merijn, die vorige week nog bij de discussiemiddag waren, storten zich weer op het maken van duigenbakjes. De dames borduren en koken. Het gilde en de textielgroep vormen een schil om het huis waardoor ik wat afgeschermd word en zij al veel vragen over het project kunnen beantwoorden. Dat is fijn want ik kook nog wat extra lekkere maaltijden voor mijn gasten!
17 & 18 juli: veel kinderen op bezoek
Op zondagavond is mijn man Tino gekomen. Toch even fijn om bij te kletsen. Hij is op maandagochtend alweer heel vroeg weg. Er moet thuis ook gewerkt worden en ook ik moet aan de slag. Het zijn drukke dagen in het museum en ik voer nu weer alle gesprekken alleen. Scoutinggroepen, buitenschoolse opvang – de kinderen hebben veel vragen. De reacties zijn heel verschillend: sommige kinderen zouden zó mee willen doen, andere kinderen moeten er niet aan denken! Dat geldt overigens ook voor de volwassenen! Ik kook wat simpele maaltijden en besluit mijn jurk te vermaken. Hij is net wat te groot en dat zit niet zo fijn. Jip komt nog twee dagen aanwaaien en biedt aan me te helpen. Dat is heel fijn!
Op dinsdagmiddag gaan vrijwilligers Maartje en Niels in gesprek met bierhistoricus Leendert Aalbers. Hij is helaas verhinderd bij de discussiemiddagen maar werd zo enthousiast van de plannen rond het bier brouwen dat hij speciaal gekomen is om deze door te nemen. Ik neem het gesprek op en neem me voor later te bekijken of ik ook daar een podcast van kan maken. Leendert blijkt ook behoorlijk veel kennis te hebben van het maken van mede en omdat ik daar zelf plannen voor heb, kijk ik reikhalzend uit naar de middeleeuwse recepten die hij me belooft toe te sturen.
19 juli: kaas
Sacha Husken van Toen Ter Tafel arriveert op woensdag en gaat voortvarend aan de slag. Samen maken we plannen voor de komende dagen. We gaan vandaag zachte en harde kaas maken, een konijn aan het spit roosteren en een lamsnek in bouillon koken. De lamsnek en een deel van het konijn zullen we morgen gebruiken in een pastei.
We zetten ook de klipvis alvast in de week voor vrijdag. Klipvis is een gezouten en gedroogde vis die minstens 36 uur moet weken om zout te verliezen en zacht te worden.
We halen 6 liter melk bij boer Age, in de houten emmer met deksel. Omdat deze melk uit de melktap komt is hij koud en moeten we hem eerst opwarmen. We doen het op gevoel, in een grote roomschaal, door steeds een steengoeden kan met warm water te vullen en deze zachtjes door de melk heen te bewegen, totdat we de juiste temperatuur bereikt hebben. Sacha voegt artificieel stremsel toe, zodat we naast zachte, ook harde kaas kunnen maken. Eigenlijk zouden we voor harde kaas de lebmaag van een kalf nodig hebben, maar dit alternatief moet maar even volstaan. Na een half uur is de melk gestremd en snijden we de wrongel in stukjes. Van ongeveer de helft zullen we zachte kaas maken. We scheppen die helft uit de schaal, kruiden hem met gemengde gedroogde Provençaalse kruiden uit mijn tuin thuis, en doen de wrongel in een natte doek in de aardewerken kaasvormen. We zetten er kleine potjes in, die dienen als gewicht om de wei uit de kaas te persen.
Voor harde kaas moet de wrongel nogmaals verhit worden. We doen dit door er warm water bij te gieten en voorzichtig te roeren. Als de wrongel steviger is geworden gieten we alles door het aardewerken vergiet en voegen wat zout toe aan de massa die in het vergiet achter blijft. Deze doen we in de met linnen beklede kaaskop-vorm en we zetten er met de kaaspers wat gewicht op, met behulp van de gietijzeren gewichten die ik heb meegebracht. Na een half uur verhoog ik het gewicht. Omdat de vorm te groot is voor de hoeveelheid wrongel gebruiken we ook hier een potje om druk uit te oefenen – de officiële volger (‘deksel’) komt vanwege de bolle vorm niet laag genoeg. Wat ben ik blij dat ik de laatste vakantie in Frankrijk eindeloos op steengoed-jacht ben geweest en nu dus potjes in alle maten heb!
Ik bedenk me ineens dat we ook nog ricotta van de wei kunnen maken. We verhitten hem tot zo’n 70 graden en voegen dan een scheutje azijn toe. Als we de wei nog iets verder verwarmen, klontert het laatste vet samen en vormt een soort kaas die piept tussen je tanden. Het is maar weinig, maar het is leuk om te zien dat we op deze manier het laatste melkvet nog kunnen winnen. Als de wei is afgekoeld giet ik hem bij de planten in de moestuin. In gedachten beloof ik de varkens dat zij hem de volgende keer krijgen – die schijnen er dol op te zijn.
Ondertussen heeft Sacha het gevilde konijn aan het spit geregen en roostert ze dat boven het vuur. In de bouillon van de inmiddels gare lamsnek koken we de prinsessenboontjes gaar. Ondertussen maak ik een eenvoudige honingmosterdsaus, door honing, mosterd en wat bouillon samen te koken. De rest van de bonenoogst heb ik op pekel gezet. De pekel is gemaakt van een beker zout op negen bekers water en gekruid met laurier, jeneverbessen en een kruidnagel. Sacha geeft me rode konen door me te melden dat de bewuste boontjes oorspronkelijk uit Zuid-Amerika komen en dus zeker niet middeleeuws zijn. Ik sputter wat over dat het toch wel maf is dat ze dan zoveel lijken op erwtjes en kapucijners wat betreft groeiwijze, maar de ‘platgeslagen kristallen bol’ die we even raadplegen geeft haar natuurlijk gelijk. Nou ja, groenten zijn groenten en ik hoop gewoon dat het pekelen de levensduur verlengt. De verse boontjes zijn nu op, dus ik kan ze de resterende weken met een gerust hart van het menu schrappen.
Na de afwas waar we water voor verwarmen, eten we aan de tafel in het licht van het olielampje en genieten met volle teugen – ook van de meegebrachte witte wijn uit het Rijnland. Wát een luxe feestmaal! Niet echt eten voor een ambachtsvrouw, maar wellicht heeft de heer van het kasteel van Eindhoven ons extra beloond voor de prachtige stoffen die we hem hebben gestuurd 😉
20 juli: Discussiedonderdag voedsel
Op de tweede dag van haar bezoek maakt Sacha een zoethartige pastei. We stoken de oven op en Sacha combineert de resten van het konijn en het vlees van de lamsnek met de verse kaas van gisteren, in honing geweekte dadels en pistachenootjes. Ze maakt een prachtig gekookt pastei-deeg en versiert de pastei met een deksel met daarop een gezicht. Volgens het recept noemen ze deze pastei een ‘Turkenhoofd’. Sacha kleurt het gezicht in met mengsels van geklopt ei en spinaziepoeder en rood sandelhout.
Ik haal de kaas uit de pers, snijd hem bij zodat hij mooi gelijkmatig is en leg hem in een doek te drogen. De komende weken zal ik de kaas steeds keren en controleren, en eventueel insmeren met zout om schimmelvorming tegen te gaan. Thuis bewaar ik hem in de koelkast, dus ik ben benieuwd hoe het nu zal gaan. Die koelkast mis ik eigenlijk het meest. Groenvrijwilligster Rianne helpt me nog 6 liter melk te halen bij Age. Omdat de houten emmer met deksel vrij zwaar is, is dit zo’n beetje het maximum wat ik per keer kan halen. In het huis giet ik de melk in een grote roomschaal, dek hem af en zet hem weg op een plek waar hij niet gestoord wordt, wat verder weg van het vuur.
’s Middags sluiten Theo de Jong (Archeologie Eindhoven en Helmond), Joyce van Dijk (Archeoplan Eco) en Wouter van der Meer (BIAX) aan voor de Discussiedonderdag. We hebben, onder het genot van de pastei, een prachtig gesprek over dieren- en plantenresten, de verschillen tussen het voedsel van rijke en gewone mensen, recepten en hun waarde voor het project omdat zij vooral geschreven zijn voor rijke maaltijden en over de vraag hoe representatief beerputtenonderzoek is voor de maaltijdreconstructies. We bespreken dat het gebrek aan zeefonderzoek zorgt voor een gemis in het spectrum: kleine vogeltjes en vissen worden gemist, evenals veel zaden en pitten. Toch wordt er ook goed onderzoek gedaan, zoals het veelbelovende onderzoek naar Huis Ter Kleef. Aan het eind van het gesprek doe ik iets ongelofelijk stoms – ik sla de opname niet goed op. Kennelijk is mijn brein al zo middeleeuws geworden dat ik de moderne techniek niet goed beheers. Even schieten de tranen me in de ogen. Ik check en controleer, maar de opname is weg! Ik had het gesprek zo graag met iedereen gedeeld! Maar het gesprek was fijn en Sacha en ik besluiten tijdens het eten te bespreken wat we allemaal hebben opgestoken en dat op te nemen, zodat we toch nog iets kunnen delen. Ondertussen kabbelt het gesprek verder en ook dat neem ik op, zodat ik dat misschien ook nog in de podcast kan gebruiken. Dat gaat wel wat edit-werk vergen, maar daar vind ik wel tijd voor.
Wouter, Joyce en Theo hebben in ieder geval veel geleerd en gedeeld en nemen dat alvast mee naar hun achterban. Ik laat Wouter nog zien waar ik mijn afval deponeer. Hij zal later terugkomen om de kuil op te graven. Ik vermoed dat het niet veel gaat zijn – alles zonder vlees geef ik aan de varkens. Maar het karkas van het konijn is in de kuil begraven, dus het zal zeker interessant zijn om te kijken wat daar in de komende weken van overblijft.
’s Avonds eten Sacha en ik de rest van de pastei en wat in de bouillon gekookte kool. We nemen de discussie door, praten nog wat verder over de hoeveelheid honing en was die een ambachtsvrouw tot haar beschikking gehad kan hebben en gaan, ondanks de mislukte opname, met een tevreden gevoel naar bed.
21 juli: boter
Na mijn ochtendroutine kom ik Sacha tegen. Ik zie het meteen – die voelt zich niet best: migraine. Het hangt kennelijk in de lucht: ook de fotograaf en een medewerker melden zich ziek. Helaas betekent het voor Sacha dat ze de middeleeuwen vroegtijdig moet verlaten. Ze laat me achter met de recepten die we nog zouden maken en de belofte nog voor het einde van het project terug te komen.
Het is een domper en ik merk dat ik me daarnaast ook niet echt jofel voel. Ik ben verkouden, loop te hoesten en ben verschrikkelijk moe. Er zijn veel geïnteresseerde bezoekers, maar als ik er alleen voor sta blijft de balans tussen werken en vertellen lastig. Ik worstel me door de dag heen, maar krijg gelukkig toch nog wel wat gedaan. Ik room de melk van gisteren af, die in de roomschaal echt prachtig naar boven gekomen is en als een dikke laag (zoals een vel op gekookte pap) op de melk drijft. Ik haal zo’n halve liter room van de zes liter melk af. Terwijl ik in de (voorgeweekte) karn aan het karnen ben, krijg ik heel veel vragen. Het valt me maar weer eens op hoe goed het is om dit met het publiek te delen: hoe boter, kaas en yoghurt gemaakt worden, weten velen niet, terwijl ze het wél dagelijks eten.
Ik karn en karn, maar het wil niet. Het is net alsof alle vetbolletjes als geklopte slagroom aan de wanden van de karn kleven en er dus te weinig beweging ontstaat om echt verder samen te klonteren en boter te vormen. Willy, de vrijwilliger die de kaaspers heeft gemaakt, komt langs en vraagt waarom ik niet vanuit de melk karn. Ik besluit een liter melk in de karn erbij te doen. Hanneke is net klaar met haar kantoorwerk en komt me nog een uurtje als 14e-eeuwse helpen. Ze neemt de karn en de vragende bezoekers over en dankbaar kruip ik even in mijn cocon. Al snel doet de boter wat hij moet doen en klontert het vet prachtig samen. Het levert zo’n 100 gram boter op. En wéér heel veel, vette, afwas. Maar ik ben blij. De komende weken ga ik het nog meerdere keren herhalen en dat zal met deze ervaring veel eenvoudiger zijn.
Omdat ik rond 17.00 uur mijn ogen nauwelijks meer open kan houden en de was, afwas en wat managementtaken ook nog vanavond moeten, stel ik de vis uit tot morgen. Ik zet hem wel buiten, want de combinatie van vislucht, warme melk, boter en bouillon maken me na een hele dag misselijk. Hopen maar dat de vogels geen list verzinnen om onder de doek die over de schaal zit te komen.
’s Avonds in bed kan ik de slaap niet vatten. Ik denk aan mijn beste vriendinnen. Twee van hen zijn samen op vakantie en zitten aan een fjord. Mijn vermoeide hoofd droomt even van erbij zitten en eindeloos boeken lezen. Maar de derde is bezig haar eigen schapenboerderij op te zetten in Frankrijk. Grappig genoeg komen onze dagelijkse bezigheden nu enorm overeen. Dat maakt de fysieke afstand en het grote gemis kleiner en geeft me weer de extra impuls om natuurlijk gewoon verder te gaan. Met een melancholieke zucht over het leven en levenspaden die kruisen en weer uiteengaan, draai ik me op mijn andere zij en val in slaap.
22 juli: klipvis
De vis die Sacha en ik in de week hadden gezet, moet nu toch echt verwerkt worden. Ik spoel hem af en verwijder vel en graten. Dat gaat nog niet zo makkelijk en ik houd een relatief klein gefileerd deel over. Van de resten trek ik een vissoepje. De filet kook ik in water. Omdat ik hem vergeet, kookt de pan bijna droog voordat ik het door heb. Snel snijd ik wat knoflook en ui. Ik bak ze samen met de vis en voeg wat gekneusde lange peper en olie toe. Het resultaat is een smeersel dat niet zou misstaan op een Surinaams broodje bakkeljauw. Ik weet dat dat niet helemaal de bedoeling is (in het middeleeuwse recept van Christianne Muusers moeten er appels, rozijnen en erwten bij) maar lékker is het wel. En ik ben weer een minder welriekende geurbron kwijt 😉
23 juli: poedelen en zondagsrust
Het is zondag. Ik merk dat een rustdag helemaal geen gek idee is. Ik gebruik mijn kantoortijd om vóórdat medewerkers en bezoekers komen me eens goed te wassen. Normaal doe ik poezenwasjes bij de teil (zoals ik dat ooit van mijn moeder op de camping leerde), maar ik wil ook eens water door mijn haar voelen. Ik verwarm een pan water boven het vuur, sleep een teil naar binnen en haal nog maar weer eens een emmer water. Vooral het wassen van mijn haar vind ik een toestand. Ik probeer te voorkomen dat er te veel water op de vloer komt, dat ik viezer word van de vloer dan schoner van het badderen, dat mijn linnen handdoek op de vloer valt. Het is allemaal niet heel ontspannend, maar aan het eind ben ik wel schoner dan vooraf. Dan rest alleen nog het afvoeren van de teil met vies water. Als die klus geklaard is, ben ik blij dat ik de rest van de dag lekker kan gaan zitten naaien op de kist bij het raam.
24 juli: regen! En een lekkend luik
Op zondagavond begint het steeds harder te regenen. Ik doe het dakluik dicht, omdat er regen doorheen komt, maar het mag niet echt baten. Er zit een grote kier aan de bovenkant en helaas staat de wind zo dat er behoorlijk wat naar binnen komt. Met vier emmers eronder is de vloer grotendeels beschermd. De volgende ochtend zie ik pas hoeveel het heeft geregend. Ook mijn afwasteilen staan vol en het museum staat vol plassen. Ze trekken gelukkig snel weg en ik heb een heerlijke dag met veel bezoekers en een bezoek van Studio 040 die opnames komen maken.
25 juli: pers!
De aandacht van het Eindhovens Dagblad en Studio 040 zetten een sneeuwbaleffect in werking. Het project wordt genoemd in het ochtendnieuws van NPO Radio 2, ik word geïnterviewd door Omroep Brabant, door ‘Langs de lijn en omstreken’ van NPO Radio 1 en heb nog een afspraak voor ‘Jan Willem start op’ in de vroege ochtend. Ik ben blij dat het fijne gesprekken zijn, zonder ondertoon, dat het museum steeds duidelijk genoemd wordt en dat ik ook de mogelijkheid heb om iets te vertellen over de discussiedonderdagen en de mensen die betrokken zijn.
Tussendoor is er nog een verrassingsbezoek van mijn ouders. Beiden hebben hun leven gespendeerd aan het onderwijs en voordat ik er erg in heb, staat mijn moeder al uitgebreid kinderen te enthousiasmeren aan het raam. Het doet me goed dat ze er zijn – beiden hebben me de liefde voor onderwijs en educatie meegegeven. Van mijn moeder heb ik bovendien veel vaardigheden geleerd die me op dit pad gezet hebben: naaien, spinnen, weven, brood bakken. We hebben altijd veel samen gedaan en het is fijn om hen te kunnen laten zien waar ik mee bezig ben.
26 juli: Theo komt eraan
Deze week komt Theo logeren. Hij is werkzaam als stadsarcheoloog van Helmond en gespecialiseerd in dierenresten. Daarnaast is hij heel creatief met been en gewei en bewerkt hij leer. Hoewel Theo normaal gezien nooit aan re-enactment doet, hijsen we hem in een 14e-eeuws pakje. Na wat zoeken naar zijn rol, zit hij binnen no time als ‘mijn man’ in het voorhuis alsof het al jaren zijn werkplaats is. Hij maakt een kam van gewei en zaagt met een dubbel zaagje gelijkmatige tanden. De bezoekers zijn gefascineerd, en ik eigenlijk ook.
Nu Theo er is en met veel bezoekers een praatje maakt, heb ik weer wat meer tijd. We halen zes liter melk en ik maak een klein zacht kaasje en een harde kaas. Het kost me veel tijd om de melk op te warmen. De ‘kamertemperatuur’ is duidelijk lager dan de vorige keer. Hoewel de wrongel er niet helemaal zo uit ziet als ik zou willen, doe ik hem in de pers – we gaan het zien!
Ik ben net op tijd klaar om een rondleiding te kunnen geven. We hebben een zieke en vanwege de drukte zit er niks anders op dan dat ik op het veld help. Bezoekers gaan voor. Na de rondleiding kook ik een groentestoof en met een tevreden zucht scharen we ons rond de tafel. Weer een dag voorbij.
27 juli: Discussiedonderdag - huis, tuin en dieren
Voor de discussie van deze week sluiten Anja van Zalinge (gemeentelijk archeoloog Haarlem), Mieke de Leeuw (assistent-archeoloog Haarlem), Roos van Oosten (universitair docent middeleeuwen, Universiteit Leiden), Annemarieke Willemsen (conservator middeleeuwen, Rijksmuseum van Oudheden) en Theo de Jong (gemeentelijk archeoloog Helmond) aan. Hier heb ik erg naar uit gekeken want de vragen branden op mijn lippen en er zit een bonk kennis rond de tafel!
Het is een enorm boeiend gesprek waarin mijn beeld van de middeleeuwen echt verandert. Als prehistoricus met een romantisch beeld van die samenleving, dacht ik altijd dat de late middeleeuwen al echt een tijd is van een geldeconomie vol concurrentie en individualisme. Dat beeld wordt nu wel genuanceerder. Er lijkt sprake te zijn geweest van een echt samenwerkende samenleving, een samenleving die de taken goed verdeelde en sterk op elkaar aangewezen was, zoals ik me dat eerder alleen voor de prehistorie voorstelde.
De grote verschillen die ik vermoedde tussen een groene stad als Eindhoven en een dichtbevolkte stad als Haarlem blijken kleiner te zijn. Hoewel men in Eindhoven de moestuin bij het huis had, waren er in Haarlem volkstuinen buiten de wallen waar ieder gezin dus toch ook zijn eigen groenten verbouwde. Het uitvoeren van een ambacht betekende zeker niet dat je nooit andere dingen deed. In de oogstmaanden werkten ook de ambachtslieden op de velden om de boeren te helpen alles binnen te krijgen. Met kerk- en marktbezoek, water en brandhout halen, de kinderen naar school, en werken in de op afstand gelegen moestuin of akkers, is de wereld van de stadsbewoners dus best groot. Ze beslaan in ieder geval de hele stad en de direct gelegen gebieden daarbuiten. Al met al een niet zo individualistische samenleving als de onze, met veel hard werk, maar vast ook veel tijd voor een hoop sociale interactie met lol en roddels! Er komen nog veel meer onderwerpen langs en ben blij dat de opname van deze week later teruggeluisterd kan worden.
’s Avonds blijft Annemarieke slapen in onze vroegmiddeleeuwse adellijke hoeve. Met haar kenmerkende directheid krijg ik er aardig van langs: het gebouw is te groot en te veel een Vikinghal. Ik moet even slikken maar ze heeft natuurlijk gelijk. Het huis is bij de bouw vergroot om schoolklassen te kunnen ontvangen en is het is niet voldoende ingericht om een bewoond gevoel te geven. Ik neem me voor daar deze winter nog verandering in te brengen. We raken in een goed, geanimeerd gesprek en terwijl ik me even losruk uit de 14e eeuw laat ik me meevoeren naar de zo ongrijpbare vroege middeleeuwen. Ik slurp alle kennis op als een uitgedroogde spons. In het najaar zal het Rijkmuseum van Oudheden een tentoonstelling lanceren over het jaar 1000 en na de fijne gesprekken met Annemarieke hoop ik één van de eerste bezoekers te zijn!
28 juli: drukke dagen
Vandaag word ik echt geleefd. De dag begint met Radio Veronica, waarvan de journaliste om 06:00 uur voor de poort staat. Ze komt duidelijk uit een andere wereld maar vindt het allemaal even leuk. Na een kort interview, samen dieren voederen en vuur maken is ze alweer verdwenen. Dat geeft me de tijd om samen met Theo en Annemarieke te ontbijten en met Marjan het terugblikfilmpje op te nemen voor gisteren. We nemen afscheid van Annemarieke, en Hanneke en ik lopen nogmaals naar de boer voor melk om boter te maken. Bij terugkomst hakt Hanneke wat aanmaakhout maar ook een stukje van haar duim. Zonder nadenken ren ik toch maar meteen naar de moderne spullen – het bloed gutst eruit! We zijn blij dat ze hakte met een bijl van Henk, één van onze vrijwilligers die vlijmscherpe bijlen smeedt. Na een uurtje gaat het gelukkig weer beter. De wond blijft mooi dicht en Hanneke staat weer wat vaster op haar benen. Alle ‘goede tips over hakken’ krikken de bloeddruk van deze levenslange scout wat op en dat is alleen maar gunstig 😉 Ik kan dus met een gerust hart door naar een photoshoot met onze fotograaf Duncan.
Pas na lunchtijd heb ik het gevoel dat ik weer ‘middeleeuws leef’. Alle moderne onderbrekingen vind ik soms lastig, maar ik weet ook dat we er spijt van krijgen als we niks van het hele gebeuren vastleggen. Ik wil bovendien ook erg graag een boekje schrijven na afloop en dan hebben we ook plaatjes nodig. De middag verloopt verder soepel, maar ik zit al voor sluitingstijd te knikkebollen. Theo besluit met een blik op mijn uitgeputte hoofd vóór het avondeten te vertrekken en ik ben hem dankbaar. Ik eet een boterham en duik direct daarna in bed. Ik moet echt slapen! Gelukkig is het huis als de luiken dicht zijn, goed donker en ik slaap binnen no time als een roos.
29 juli: nog meer regen!
Op zaterdag dient er zich een regenachtige dag aan. Cissy komt filmen. Dat is nooit vervelend omdat ze me mijn dingen laat doen en steeds roept: ‘Ik ben er niet!’ 😊 We hebben lol omdat ze me steeds vertelt dat ik meer mag lachen als ik geconcentreerd bezig ben. Later zie ik op het filmpje dat ik dat wéér steeds vergeten ben. Ondanks mijn boze gezicht, heb ik het vanochtend erg naar mijn zin. Ik heb goed en lang geslapen en stort me vol overgave op afromen, karnen en verse kaas maken van de afgeroomde melk. Later blijkt deze kaas uiteraard wat minder ‘vol’ te smaken, maar omdat ik hem stevig kruid met lange peper vind ik hem toch erg lekker.
Het is vandaag voor eerst binnen warmer dan buiten. Het scheelt zo’n 2 graden. Dat hebben de vliegen ook ontdekt en een enorme invasie neemt zijn intrek. Ik laat me er niet meer door ontmoedigen. Ik maak zuurkool van een klein spitskooltje, door de kool heel fijn te snijden en hem met zout, kummel en jeneverbessen te kneden in een grote schaal. Ik kneed tot het vocht vrij komt. Daarna stop ik de massa in een pot van steengoed, druk hem goed aan en schenk er een klein beetje water op. Ik dek de pot af met wasdoek en een deksel. Ik zet hem goed in het zicht, zodat ik niet vergeet er iedere dag even op te duwen zodat de kool goed onder het vocht blijft. Dat was ik bij de gepekelde boontjes vergeten. De bovenste boontjes waren beschimmeld. Ik heb ze verwijderd en de rest lijkt er goed uit te zien. Daar ligt nu een schaaltje op zodat ze onder blijven. Ergens in mijn achterhoofd knaagt iets over onzichtbare schimmeldraden in jam en dat je schimmels niet zo kunt verwijderen, maar ik vertrouw de komende weken op mijn neus en ogen.
Intussen is het een kletsnatte dag. Ik nodig twee gezinnen die in mijn raam hangen uit om naar binnen te komen – een kleine troost voor een erg nat uitje. De kinderen genieten van het privilege dat zij even overal aan mogen zitten en van dichtbij rond mogen kijken. Het regent inmiddels zo hard dat ik het dakluik en diverse andere luiken moet sluiten om mijn bed en spullen droog te houden. Dat maakt indruk - ineens beseffen de bezoekers dat ik écht in het huis woon en écht bezorgd ben dat ik vannacht in een nat bed moet. Ik realiseer me maar weer eens dat dit project, maar ook de levende geschiedenis-hobby ,voor heel veel mensen een ongelofelijk raar gebeuren is, waarvan ze niet kunnen geloven dat we dat met zijn allen echt heel leuk vinden.
Al kletsend en schuilend krijg ik toch nog best een boel gedaan: ik verzet de knoopjes aan mijn paarse jurk, zodat Iemkje niet zo afkeurend meer naar mijn bovenlijfje kijkt 😉, naai nog een stukje aan mijn onderjurk en, doe tussen de buien door met heet water de afwas. Ik ga wel verlangen naar iets zepigs, dus daar moet ik binnenkort wel mee aan de slag.
Omdat Bastiaan de Zwitser en zijn zoon Taran in het dorp op bezoek zijn, kook ik extra soep. Samen met Gwen en Lola komen zij ’s avonds bij me eten. Ik besluit dat het een feestdag is (er is vast een heilige ergens die vereerd mag worden) en we drinken wijn en ik steek de kaarsen aan. Dit zijn wel de echt grote genietmomenten! Ik ga veel te laat naar bed en besluit alvast dat ik morgen wel een keer het kantoorwerk over mag slaan. De zondag is voor uitslapen toch?
30 juli: schimmel en vocht
Nu de luchtvochtigheid in huis duidelijk is toegenomen, lijkt alles tegelijk te beschimmelen. Ik kijk de kazen twee keer per dag na en verwijder de kleine blauwe plekjes door de korst met zout te schuren. De kolen, die al weken goed bleven, gaan nu ineens bruine plekken vertonen. Er staat schimmel op mijn zuurdesem (toegegeven, die was ik wel een beetje vergeten) en alles voelt klam. Ik maak me wat zorgen over het droog krijgen van de was. Mijn nieuwe onderjurk is bijna klaar en dat is nodig. De was heeft steeds twee dagen nodig om te drogen en met alle modder en vuiligheid en een jurk waarmee ik het hele dorp dweil, wil ik in ieder geval graag iedere dag een schone onderjurk aan.
Gelukkig is het zondag – de dag van de week waarop ik van mezelf heel de dag mag naaien. Ik geniet er echt van. Zittend op de kist aan het voeteneinde van mijn bed, naast het raam waar zo nu en dan een bezoeker in komt hangen. Er ontstaan veel leuke gesprekken daar bij dat raam – over de relevantie van dit project voor de moderne tijd, over wereldreizen, vochtproblemen, duurzaamheid en zelfvoorzienend zijn. Ik leer misschien nog wel meer over onze bezoekers in deze weken, dan over de middeleeuwen!
1 augustus: Lammas
Hebe Verhelst en Henri Cosemans komen deze week logeren en gaan aan de slag met het maken van oliedoeken en wasdoeken. Toevallig hadden we het daar vorige week nog over. Ze worden in de levende geschiedenis veel gebruikt om potten af te dekken, maar archeologisch zijn ze niet terug te vinden uiteraard. Henri is bezig met een proefschriftonderzoek naar het waterdicht maken van doeken en heeft daarvan al vele recepten en vernoemingen gevonden – teruggaand tot in de 14e eeuw! Het gaat dan vooral om een basis van lijnolie.
Deze week zullen hij en Hebe verschillende experimenten doen en diverse recepten uittesten. Best spannend, want brandbaar, dus ik haal toch maar even een extra branddeken en blusser bij de technische dienst op, die we naast de meer decoratieve, middeleeuwse emmers met zand zetten. ’s Avonds eten we samen rond de tafel. Hebe is al meerdere jaren tijdgids in het museum en heeft zich gespecialiseerd in vintage textiel en de restauratie daarvan. Ze is grondig in haar onderzoek en dat vind ik altijd superfijn om te zien en te horen. Henri kende ik nog niet, maar ook hij blijkt een toffe peer met veel kennis te zijn. Ook dit wordt weer een leuke week!
In bed bedenk ik me dat het vandaag Lammas is – het feest van de eerste oogst. Wat een prutsheks ben ik toch soms. Nou ja, als middeleeuwse vrouw heb ik het nu veel te druk om te feesten en dat feestje had ik ook eigenlijk zaterdag al gehad. Ik zal morgen nog wel een klein offer brengen – volgens mij doet Moeder Aarde niet zo moeilijk… En daarbij – ik leef nu in een heel kerkelijke tijd, dus ik hoor hier helemaal niet over na te denken!
2 augustus: spannend!
Henri en Hebe gaan vandaag weer aan de slag met lijnolie om iets te maken dat textiel waterdicht kan maken. Ik krijg het er wat benauwd van maar ze gaan echt bewust lijnolie laten branden. Met emmers zand, een blusdeken en een schuimblusser onder handbereik, een duidelijk touw om het publiek op afstand te houden en een vrij liggende vuurplaats lijkt alles onder controle.
De ongekookte lijnolie die Henri heeft meegebracht wil, ondanks langdurig verwarmen, simpelweg niet ontbranden. Het lijkt alsof er iets aan toegevoegd is wat dit tegenhoudt. Omdat het geen voedsel is, hoeft de ingrediëntenlijst niet helemaal te kloppen natuurlijk. We besluiten gekookte lijnolie van het museum te gebruiken. De olie moet verwarmd worden tot zo’n 300 graden en dan in brand worden gestoken. De regen dreigt ook steeds en iedereen van ons weet van de bhv-cursus dat je zo’n brand niet met water mag blussen. Uiteindelijk gáát het regenen en besluit Henri een deksel op de pan te schuiven. We horen een plof, zien een steekvlam onder het deksel en ineens is er een aardige fik! We zijn bang dat het niet zal lukken het ‘recept’ te volgen en het vuur uit te krijgen als de pan nog half vol is. Het vuur brandt hard en we besluiten dat het niet verantwoord is nog iets te doen. Dan maar gecontroleerd op laten branden. Na een tijdje wordt het echter minder en schuift Henri de deksel er zorgvuldiger op. Het vuur dooft. W
e gaan lunchen met het idee dat de pot leeg zal zijn gebrand. Ondertussen staat de regen buiten op standje tropische douche en moet de pan wel hard afkoelen. Na de lunch blijkt tot onze blijdschap dat de pot niet leeg is en de substantie de juiste consistentie heeft gekregen – vergelijkbaar met honing. Als Henri de smurrie op een doek smeert, blijkt dat nog niet zo eenvoudig. De olie trekt niet door het doek en is niet echt heel smeerbaar. Het gaat wel beter met iets dunner linnen dat ik gauw uit onze voorraad haal. Een toevallige passant begint over zuivere, koudgeperste lijnolie en ik suggereer om bij de AH XL bij de voedingswaren deze olie te halen. Als Hebe en Henri daarmee terugkomen, herhalen ze de procedure. Het vuur blijkt kleiner te blijven en beter controleerbaar, waardoor het beter voor te stellen is, dat het zo vroeger ook gedaan werd.
Na het eten maak ik nog twee harde kazen en ricotta. Ik voel me vies en modderig en probeer redelijk schoon in bed te stappen. Het is behoorlijk klam en koud. Guusje de dorpskat zoekt ook wat warmte. Na eerst voorbeeldig op het logeerbed gelegen te hebben, kruipt ze later toch bij mijn voeten. ’s Nachts word ik wakker van water in mijn gezicht. Het regent en waait, en het dakluik stond nog open. Ik sleep er emmers onder en zucht. Wat een zegen is het om in een huis met schoorsteen en ramen te wonen! Aan de andere kant, het valt me op kantoor steeds op hoe benauwd het daar is. Een frisse wind door het huis heeft ook wel zijn voordelen.
Ik stap weer in bed, laat Guusje toe dat ze zich in mijn knieholtes nestelt, en slaap weer door…
3 augustus: Discussiedonderdag conserveren en bewaren
’s Ochtends trek ik een klamme, maar schone, onderjurk aan en stort me vol goede moed op een nieuwe dag. Henri en Hebe doen nog een nieuwe poging om waterdichte doeken te maken, maar zijn ook ijverig bezig met de afwas – wat een werk! Het is duidelijk dat zo’n proces een professionele klus was, die niet tussen de bedrijven door gedaan werd om in dezelfde ketel ’s avonds weer soep te koken!
In de middag arriveren Joyce van Dijk (Archeoplan ECO) en Inge van der Jagt (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) voor de discussie. Ook tijdgids en ervaren re-enactor Lieke Meuleman schuift aan.
Het is een bont gezelschap zo midden in de zomervakantie, maar we blijken wel geïnteresseerd in hetzelfde: hoe kun je voedsel langer houdbaar maken en bewaren? We bespreken schimmel en rot, fermentatie en smaak, verpakkingen en bewijzen voor wasdoek in de middeleeuwen. Het is een inspirerende discussie over, wat blijkt een archeologisch enorm ongrijpbaar onderwerp. Pekelen laat geen andere slachtsporen of aantasting van botten na, aan aardewerk uit de bodem kun je niet zien of het gebruikt is voor fermentatie.
Onze discussie over smaak en beoordelingsvermogen zet me het meest aan het denken: de schimmels die ik overal aantref tasten vermoedelijk de groenten eronder niet aan. Als modern mens ben je al snel ergens ‘vies’ van, maar er zijn genoeg etnografische bewijzen voor het eten van zeer ver gefermenteerd vlees dat veel gezonde stoffen bevat. Er zijn landen waar maden op de kaas als een delicatesse worden beschouwd, en bij het eten van garnalen vraag ik me ook altijd af waarom mijn hoofd dat toch anders vindt dan sprinkhanen eten. Na hun vertrek besluit ik mijn ‘mislukte’ beschimmelde projecten niet direct weg te gooien en de gedachten erover even verder door te laten sudderen. Of te fermenteren dan eigenlijk.
4 augustus: actie!
De tijd gaat zo snel, en ik wil nog zoveel, dat ik ineens een soort haastgevoel krijg. Lieke Meuleman is vandaag tijdgids, maar kan dat gelukkig ook vanuit het huis grotendeels doen. Volgende week is zij de logee en het is fijn om alvast het een en ander door te spreken. Er staat een mega-afwas van de kaasmakerij en met een potje as stort Lieke zich op het ontvetten. Ondertussen maken Hanneke, die even komt aanwaaien, en ik loog van nog meer as. Ik doe as in mijn metalen vergiet en giet er heet water op. We zullen dit proces vier keer met dezelfde vloeistof en steeds nieuwe as herhalen om loog te maken dat we kunnen gebruiken als basis voor zeep, maar ook zo om bijvoorbeeld de karn en melkemmer goed schoon te krijgen. Tot nu toe heb ik die alleen met zout geschuurd.
Ik heb ook nagedacht over de schimmels in huis. Ik denk dat een paar trucs wel zullen helpen: vaker kijken/verwijderen/onderduwen, stenen op de ingelegde en gezouten producten leggen om ze onder vocht te houden en azijn toevoegen bij het opstarten van het fermentatieproces om een soort voorsprong te geven op de beschermende verzuring.
Ik verwijder de schimmel van de zuurkool en voeg wat ciderazijn toe. In een andere pot maak ik nieuwe zuurkool. Met wat azijn, een blad erover heen en een uitgekookte steen. Ik leg venkel in in een mengsel van azijn, mosterd en wat honing. Ook daar gaat een uitgekookte steen op. Ik zet appelschillen op azijn en water om meer azijn te maken. Tussendoor poets ik het hele keukengedeelte, hang een plank op voor de harde kazen en maak plannen voor de komende weken. Door de regen zijn er weinig bezoekers en hoewel dat natuurlijk niet fijn is voor het museum, ben ik toch wel even blij dat ik vaart kan maken!
5 augustus: icoon
Op de tresoor die dit huis siert (gemaakt door Jeroen Berben van Berben Antiek) heb ik, net als thuis, een soort huisaltaartje ingericht. Met beeltenissen van Maria (of Moeder Aarde – net hoe mijn pet of die van een ander staat), beeldjes met speciale betekenis en koesterzaken die geliefde mensen om me heen symboliseren. Vandaag is mijn moeder jarig en brand ik een dure kaars naast de icoon die ze me heeft meegegeven. Al jaren maakt ze precies volgens de regelen der kunst religieuze iconen met beeltenissen die al sinds de middeleeuwen gekopieerd worden. Met een eenharig kwastje werkt ze uren aan de details, de aureolen worden met bladgoud uitgevoerd. Uiteindelijk wordt iedere icoon gewijd in de basiliek van Oudenbosch. Op de icoon die ik heb meegenomen staan Joseph, Maria en Jezus als ambachtslieden afgebeeld – zeer toepasselijk in ons ambachtenhuis!
Ik heb niet zo’n lekker dag. Het continu ‘aan’ staan en omringd zijn door mensen (hoe lief ook) is even wat veel. Ik mis (de verjaardag van) mijn moeder, mijn lievelingsjurk is aardig aan flarden door het natte weer en ik weet niet meer wat ik ermee moet, er gebeuren zo nog wat ‘waan-van-de-dag dingen’ en ik zit in die periode van de maand dat het leven sowieso zwaarder lijkt. Gelukkig zijn Iemkje en Ella vandaag aanwezig in het huis en Iemkje stuurt me naar het kledingatelier. Even alleen, even ongestoord, onbevraagd prutsen aan mijn jurk, zodat ik hem kan redden. Iemkje staat bezoekers te woord in het huis en samen bedenken we een plan voor de jurk. ’s Middags gaat het al veel beter en heb ik er gewoon weer zin in. Ook Ella speelt daarin een belangrijke rol – onvermoeibaar vertelt zij iedere bezoeker die langs de voordeur komt over het weefgetouw én over het project waardoor ik de basisvragen niet steeds hoef te beantwoorden.
Buiten zijn vrijwilligers Maartje de Vries en Niels Perriens begonnen aan hun bierexperiment: ondanks de regen hebben ze een hoop lol met het brouwen van een vies-ogende pap met oude broodresten, gemoute gerst en haver en ongemoute tarwe, en gagel en hop. Ze volgen een 15e-eeuws recept en hebben vooraf uitvoerig overlegd met Leendert Alberts, een bierhistoricus uit Utrecht. Aan het einde van de dag zijn ze niet helemaal tevreden over het resultaat maar ze hebben wél veel geleerd – morgen gaan ze een nieuwe poging doen!
6 augustus: podcast
Op zondag trekt Lieke in het huis. Ze heeft ossenwit (rundervet) meegebracht om zeep te maken met het loog dat ik de afgelopen dagen heb gemaakt. Lieke en ik houden allebei van de ‘Franse slag’: we lezen een recept door met een schuin oog en gaan aan het werk. We verwarmen de blokken vet tot ze wat zachter zijn en roeren er dan het loog door. Het idee is dat het loog het vet zal ‘verzepen’. Daarvoor is een hoge pH-waarde nodig in het loog. Volgens de test was deze zeker 14 (de maximale meting), maar we moeten naar de verhoudingen tussen ons loog en vet gokken. Ons recept vertelt ons dat de consistentie moet lijken op vla. Na een hilarische discussie over diktes van vla, pudding en andere dril-dingen, constateren we dat de bak prut het meest lijkt op mayonaise. We voegen wat rozemarijnolie toe en zetten het bakje in het raam om te drogen. De zeep moet uitharden en dan nog 6 weken rijpen, dus we hebben nog geen idee of het gelukt is.
Terwijl Lieke een eindeloze hoeveelheid naaldjes van de rozemarijntakken die ze heeft meegebracht, afritst, werk ik aan het herstel van mijn groene jurk. Ik heb de voering rigoureus afgeknipt en er een nieuwe strook aangezet die ik nu, terwijl de jurk hangt, weer vast zet aan de bovenstof.
Ondertussen komt Craig Brooks langs voor het opnemen van een podcast. Craig is bij ons op bezoek in de vroege middeleeuwen en gespecialiseerd in vroegmiddeleeuwse recepten. We praten over het project en de verschillen tussen vroege en late middeleeuwen. Als hij me vraagt wat het vieste is wat ik ooit heb gegeten, schiet ik in de lach. Dat is namelijk echt bloedworst, wat hij die middag juist zal gaan maken! Gelukkig kan hij er zelf ook hard om lachen en ik beloof hem wel even te komen kijken.
7 augustus: alambiek
De dag waar ik enorm naar uitgekeken heb! We gaan de alambiek van Atelier Jera gebruiken!
Een alambiek is in feite een destillatiekolf, waarmee je hydrolaat en, met een beetje geluk, ook etherische olie kunt maken. Hij bestaat uit een pot waarin kruiden en water verhit worden, een bovenpot/deksel waarin de condens wordt opgevangen en langs een tuitje wordt afgevoerd, en een pot waarin de opbrengst wordt opgevangen. In de versie van Jera zit er een comfoortje bij zodat je de pot met kooltjes kunt verwarmen.
Ik heb wat zorgen en bedenkingen bij het heel houden van de stellage, maar we bereiden ons goed voor en gaan voorzichtig te werk. We warmen het aardewerk op en zorgen ervoor dat er geen hittestress in een van de onderdelen kan ontstaan. Toch horen we na 20 minuten een luide ‘kraaak’ – het comfoortje is gebroken! Dat is jammer, maar niet onoverkomelijk. Ik haal mijn kleine driepootje tevoorschijn en we transporteren de onderpot, bovenpot en uitlooppot en bouwen een stellage die alles goed op elkaar aan laat sluiten. Eigenlijk is het nog handiger zo, want we kunnen nu de kooltjes makkelijker aanvullen zodat we de onderpot van constante warmte kunnen voorzien. We vullen de pot met water en rozemarijn. De bovenpot omwikkelen we met natte doeken, zodat de wand koud blijft en de stoom kan condenseren.
Na enige tijd begint het heerlijk naar rozemarijn te geuren en druppelt het hydrolaat in de opvangpot. Het lukt! Ik ben echt heel blij en vraag Marjan om foto’s te komen maken. Weer iets dat ik altijd al eens wilde doen en nu gewoon gebeurt! Het valt ons wel op hoe sterk het geurt en ik ben een beetje bang dat áls we al etherische oie gemaakt hebben, deze nu heel hard aan het vervliegen is. We besluiten de opvangpot ook te koelen, zodat daar minder snel verdamping kan ontstaan. Even later bedenk ik me dat een kleinere mond misschien nog beter is. Ik leeg een olielampje, was het uit en zet dat onder de tuit. Na een tijdje lijkt het water uit de onderpot ver op te zijn. We weten niet zo goed hoe we moeten controleren of alles uit de rozemarijn gehaald is. Ik leeg het flesje daarom in een andere fles, vul het water bij en begin aan een tweede ‘run’. Later kunnen we de opbrengsten van de twee runs dan vergelijken en eventueel samenvoegen, maar dan weten we zeker dat we het hydrolaat niet onnodig verdunnen. In de (moderne) fles zie ik helaas geen enkele zweem van een olielaagje op het water, maar het rúikt wel heel lekker!
Omdat Lieke en ik graag willen vergelijken wat het verschil is tussen een maceraat en een hydrolaat wat betreft bijvoorbeeld geurintensiteit, zetten we ook een maceraat aan: we voegen dezelfde hoeveelheid rozemarijn (250 gr) toe aan 350 ml amandelolie en verwarmen dit au bain-marie. Later zullen we zien/ruiken wat het verschil is!
’s Avonds gaat Lieke naar huis, maar Arthur is er en we hebben samen een fijne avond. Het is zó tof dat hij na al die jaren het nog steeds leuk vindt om, al is het maar even, mee te komen doen! Deze week zal hij niet veel in het huis te vinden zijn (behalve om te eten en te slapen), want hij helpt hard mee bij de technische dienst. We krijgen een nieuw pontje én Arthur bouwt samen met Willy aan de nieuwe oven. Omdat hij eerder stage heeft gelopen bij de technische dienst kennen de meesten hem nog wel en de grappen en grollen vliegen door de lucht. Niks zo mooi als oude en jonge honden bij elkaar 😉
8 augustus: vergaderdag
Het is dinsdag en Ward is terug van vakantie. Dat betekent een inhaalslag aan besprekingen. Even terug in de realiteit – het museum draait natuurlijk gewoon door en hoewel ikzelf veel in de vroege uren doe, kan dat natuurlijk niet met alles. Ik vraag Frankie of hij vandaag op het huis wil passen en hij gaat voortvarend aan de slag met dingen in de lijnolie zetten, hout halen en uiensoep maken.
In de middag sluit ik weer aan – het is superdruk omdat het eindelijk weer eens goed weer is en ik heb leuke gesprekken met mensen die speciaal gekomen zijn om meer te horen over het project. Door de drukte krijg ik niet zoveel meer gedaan helaas, want de was, afwas en dieren vragen ook hun gewone aandacht. Ik krijg vandaag echter wel hulp uit onverwachte hoek; na vijf weken is het me eindelijk gelukt om een jongetje te strikken voor de kinderactiviteit ‘historisch afwassen’. Terwijl zijn ouders geduldig (en grinnikend) op het bankje achter het huis zitten te wachten, haalt hij water en werkt hij zich door de stapel heen. Na een tijdje is hij het beu en verklaart hij alles schoon. Ik bedank hem uitvoerig en zet alles plompverloren in de keuken – mijn standaard van schoon is in de afgelopen weken toch echt al aardig afgegleden, haha!
9 augustus: bier proeven
Vandaag komt Dorothee Olthof langs van PRAE, een eenmanszaak op het gebied van levende geschiedenis en educatie. Dorothee en ik hebben tegelijkertijd gestudeerd in Leiden en ik vind het superfijn dat ze komt. Ze heeft enorm veel kennis en ervaring in experimenteren en we hebben het altijd heel gezellig. We gebruiken de alambiek om lavendel te destilleren. Het gaat haar niet snel genoeg en ik plaag haar dat ze het middeleeuws tempo ontwend is. Tussen de bedrijven door maakt ze nog een cold cream voor me van amandelolie, bijenwas en het gedestilleerde lavendelwater.
De zalf is fijn want mijn handen zijn aardig kapot door de laatste dagen. Ik heb bovendien een nagel diep ingescheurd en dat is pijnlijk, maar daardoor vooral vervelend. Ik baal dat ik de bloedworstmakers niet om een stukje darm gevraagd heb – dat had nu mooi kunnen helpen.
Aan het eind van de middag komen Maartje en Niels om hun bier te testen. Leendert Alberts en Theo van Etten, die een boek schrijft over de Tilburgse brouwnijverheid, schuiven aan om te proeven. Samen met nog enkele vrijwilligers heb ik weer een volle tafel – zoals ik het graag heb. Ik snijd worst en kaas en de proeverij kan beginnen. Het eerste brouwsel (van de zaterdag) is zurig en wordt niet door iedereen gewaardeerd. Het brouwsel van de zondag blijkt echter erg lekker! Zelfs ik, als niet-bierdrinker, vind dit smakelijk. Maartje glimt van trots en dat maakt me heel erg blij – dit is precies waarom ik dit project begonnen ben: om ruimte en inspiratie te bieden aan al onze vrijwilligers en medewerkers en om connecties mogelijk te maken met historici, archeologen en ambachtelijk specialisten. Het is fijn om dat nu te zien gebeuren!
10 augustus: Discussiedonderdag zelfzorg en EHBO
Omdat Marinke Kruyt hoorde van onze zeeptwijfels, is ze vroeg voor de discussiemiddag en helpt ze ons een tweede batch te maken. Ze maakt al jaren al haar eigen cosmetica en heeft dus ook veel ervaring met zeep. Om meer controle op het proces te krijgen gebruiken we modern kaliumloog dat ze heeft meegebracht. Door de loog en het ossenwit op dezelfde, tamelijk hoge temperatuur bij elkaar te doen en hard te blijven roeren terwijl het geheel afkoelt, ontstaat er nu wel verzeping. Ondanks dat de zeep nog een aantal weken zal moeten rijpen, kunnen we het verschil met onze zeep goed zien. Bij de afwas blijkt ook dat hij echt ontvettend werkt!
In de middag sluit Vera Bos aan en hebben we een hele leuke discussie over zelfzorg. Van de inrichting van de stad tot het betoveren van je echtgenoot door de vlooien uit zijn bed te houden – er komt van alles voorbij. Ik leer vooral veel over badhuizen en sauna’s en besef me dat ik nog heel veel meer wil leren over deze eeuw – wat een interessante tijd is dit eigenlijk!
Aan het einde van de dag komt Cissy nog speciaal om Arthur (die de hele dag heeft staan smeden, zoals je kunt horen op de podcast, ahum) en mij te filmen. Dat is heel lief, want de jaren vliegen voorbij en ik besef maar al te goed dat de dagen dat Arthur met me mee komt naar het museum steeds schaarser worden. Met een volwassen baan en een relatie is het soms lastig om tijd te vinden. Daarom geniet ik er extra van als hij er is. We lijken qua karakter heel veel op elkaar en zijn beide gepassioneerd. Over alles eigenlijk. Onze triktrak-competitie wordt bijvoorbeeld op het scherpst van de snede gespeeld 😉 Na 17.00 laat ik hem meegaan met zijn vrienden die naar zijn primeur in de poppenkast zijn komen kijken. Als trotse moeder heb ik met wat spanning in het publiek gezeten – maar natúúrlijk speelde hij met de heks en natúúrlijk ging dat goed. Al die jaren als gladiator of Vikingvechter in de shows van ons historisch verteltheater Foeks kun je prima omzetten naar een poppenkastpop…
11 augustus: volle dag
De vrijdagen zitten vaak nogal vol op een of andere manier. In de vroege ochtenduren schrijf ik een voorzet voor het meerjarenplan van het museum. Hoewel ik dit heel erg leuk vind om te doen (als archeoloog houd ik van structureren en indelen), haalt het me 3,5 uur lang totaal uit mijn middeleeuwse wereld en is het schakelen naar de waan van de dag geen sinecure. Ik switch echter om 8:30 uur direct naar het opstarten van de dag (dagrapport doornemen, dieren voeren, huis opruimen en luiken openen, water halen), neem met Diede het terugblikfilmpje op en ontvang het radioprogramma Vroege Vogels. Ik heb het idee dat de presentatrice een beetje teleurgesteld is in het weinig spectaculaire van mijn middeleeuws leven, maar ik doe mijn best om haar te enthousiasmeren. Dat is uiteindelijk wat ik het liefst doe – de twijfelaars overtuigen 😉. Als ze weg is komen Jip en Robin (die weer terug zijn van vakantie) vragen om ingrediënten voor de taart die ze vandaag willen bakken. Hun vader Erwin stookt de oven, dus ik kneed gauw deeg voor brood. Ik vind het zonde om de oven alleen voor een taart te bakken.
Terwijl ik besluiteloos rondloop en naar ruimte in mijn hoofd zoek om te bedenken wat er vandaag nog meer moet en kan, komt Anneke binnenlopen. Ze is onze oprichtster én degene die ooit Twee Manen Lang deed, wat me ondermeer inspireerde om dit project op te zetten. Haar komst raakt me, want binnen 30 seconden ziet ze heel goed dat het véél is. Het switchen van kantoor/management naar historisch leven, alle dagen bezoekers, de volle dagen. Ik stort mijn hart niet uit; haar bevestigend knikje is genoeg. Het is het einde van week 6 en het mag best even – intens genieten maar er ook even doorheen zitten.
Ik laat Anneke in haar geliefde pottenbakkershuis en daarna besluiten Lieke en ik dat we vandaag mede gaan brouwen, volgens het recept dat ik van Leendert heb gekregen. Dat is heel anders dan ik normaal mede brouw, maar daarom ook wel weer extra leuk. We koken water en honing langdurig, voegen tijm, kruidnagel, agrimonie en Roomse kervel toe en laten de boel afkoelen. Ten slotte doen we er wijnsteenpoeder en wat gist bij. Dat laatste staat niet in het recept, maar na al dat koken kan ik me niet voorstellen dat er nog iets gaat gisten zonder een kleine opstart. We laten het brouwsel ’s avonds staan. Morgen mag het in het vaatje dat eerder voor het bier gebruikt is.
Aan het einde van de middag komt Annemarieke Willemsen met een cameraman van het Rijksmuseum van Oudheden. Voor de aankomende wintertentoonstelling willen zij graag beelden opnemen in en rond onze adellijke hoeve. Gelukkig zijn er wat mensen bereid te figureren en ik kleed een hoekje van het huis aan met wat glas- en aardewerk dat ik van kantoor haal. Lieke en ik stappen voor een paar uurtjes nog iets verder terug in de tijd en zakken 375 jaar terug. Ik ben blij dat ik even mijn uitbundige sieraden aan mag en mijn veel dunnere, wollen jurk. Het is warm vandaag en dan voelt dit heel wat beter. Volgend jaar toch maar weer terug naar de vroege middeleeuwen? Als ik mijn bed instap bedenk ik hoe blij ik ben met al onze mensen. Van Hans die historische broodjes meebrengt tot Nancy die belangeloos aanbiedt boodschappen voor het vrijwilligerseten te doen; van Casper die gewoon een trein later pakt om nog even te figureren tot Willy die de tentharingen aanpast zodat de tent niet steeds losschiet. Dit museum is een dorp op zichzelf, met ergernissen en rommeligheden, maar bovenal met heel veel liefde voor het verleden, het uitdragen van kennis en onvoorwaardelijke steun aan elkaar.
12 augustus: blauwe wol
De ochtend begint met een enorme stortbui! Alles staat blank en het regent even behoorlijk binnen.
Fiona en Maartje gaan vandaag met wede verven. Omdat Lieke en ik de vuurplaats nodig hebben voor onze zelfzorgproducten, verschansen zij zich onder het afdak tegenover het huis. Aan het einde van de dag hebben ze prachtige blauwe lapjes en strengen wol, waaronder één voor mij. Ik wil eigenlijk nog een kaartweefsel opzetten, maar begin meer en meer te vermoeden dat ik niet alles zal kunnen doen waar ik op hoopte. Omdat ik vandaag ook dagverantwoordelijke ben, vlieg ik in en uit en neemt Lieke onze experimenten voor haar rekening. Ze is bezig met een maceraat van smeerwortel en probeert parfum te maken met brandewijn en kruiden. Dat lukt niet helemaal, omdat de brandewijn te warm wordt en de alcohol vervliegt. Ach, niet alles kan altijd lukken. We gieten de mede in het vaatje en sluiten het lichtjes af met de stop. Ik neem me voor iedere dag even de stop eraf te halen zodat de gistdampen eruit kunnen en er zich geen druk opbouwt. Mijn dagelijkse rondje langs kaas, fermentatieproducten en nu dus ook alcohol-in-wording wordt steeds langer!
13 augustus: nieuwe jurk!
Ellen, de moeder van Lieke, is op bezoek. Zij en Lieke maken wondzalf met smalle weegbree, kamille, Sint-janskruid, teunisbloem en duizendblad, rozemarijnzalf en een parfum op basis van een recept van Constantijn Huygens, met kaneel, kruidnagel, rozen, lavendel, tijm en marjolein. Het ruikt allemaal zeer goed in huis!
Jip en Robin bakken taart met pruimen en gebruiken daarbij rozenwater dat we gemaakt hebben met de alambiek. In de ochtend knip ik mijn nieuwe jurk uit de stof die Toon Reurink met de hand gesponnen en geweven heeft. Ik heb er ruim een jaar over gedaan om de schaar erin te zetten, maar ik wil de jurk graag voor het einde van het project af hebben, dus ik moet er nu wel aan geloven. Ik gebruik een patroon dat gebaseerd is op één van de vondsten uit de Herjolfsnes-nederzetting in Groenland. Omdat er maar zo weinig textielresten zijn, is dit een van de weinige patronen die er beschikbaar zijn en het wordt in de levende geschiedenis veel gebruikt. Al na de eerste steken ben ik extra blij met de stof: de ongeverfde grijze wol is zeer vergevingsgezind (je ziet de steken vrijwel niet) en ik kan dus lekker opschieten. Ik werk de losse patroondelen eerst af en zal ze daarna pas aan elkaar zetten.
14 augustus: ik zit er doorheen
Vandaag ‘bewaken’ Lieke, Ellen en Marjan het huis. Marjan is onze marketeer en staat voor het eerst in historische kleding op het veld. Ze heeft grootste plannen en gaat allereerst aan de slag met kaaskoekjes en wentelteefjes van gemberbrood dat ze thuis gebakken heeft. Ik heb managementoverleg en een vergadering over de toekomst van het museum. Hoewel dat erg interessant en belangrijk is, baal ik als ik pas om 15;30 uur terugkeer in mijn huisje, waar druk gescharreld wordt door de dames. De dag is bijna voorbij en er is niks middeleeuws-zinnigs uit mijn handen gekomen. Hoewel ik meer dan 12 uur per dag werk, lijkt het alsof ik niet genoeg gedaan krijg. Ik mis mijn lief en mijn kinderen, ben klaar met steeds van hot naar her (ook in mijn hoofd) en nou ja.. mopper, mopper. Ward komt langs, kijkt me aan en schrapt ter plekke alle vergaderingen voor morgen – ik móét van hem aan de slag met mijn alambiek. Dankbaar sluit ik samen met Marjan, die haar uiterste best gedaan heeft op ook nog een middeleeuwse avondmaaltijd, de dag af. Ze heeft een heerlijke brietaart gebakken en een bijzondere pudding gemaakt. De wortelsoep heeft het niet helemaal gered, want voor het eerst koken op een open vuur bleek niet zo makkelijk als het leek en ik was er helaas niet om haar te helpen. Ik beloof haar de soep morgen af te maken. Maar ik ga morgen ook alambieken, wat er ook gebeurt!
15 augustus: het bed
Iedere ochtend sla ik mijn bed open en verwonder me over het feit dat ik echt prima slaap. Ook aan het bed is hard gewerkt, met name door Iemkje en Ella. Het is geheel volgens de regelen der kunst ingericht. Onderop liggen takkenbosjes en strobosjes. Daarop ligt een wollen molton deken; door Toon lang geleden geweven en door Iemkje afgewerkt. Daarop komt een matras met een linnen tijk en een vulling van ongesponnen wol. Daaroverheen een antiek linnen laken, een met wol gevuld kussen met een linnen tijk en een linnen hoes (alle zorgvuldig met kleine steekjes genaaid door Iemkje). Dan nog een antiek linnen laken en een door Ella geweven wollen deken van ongeverfde bruine en witte wol die gesponnen is door Pimmie en Tineke. Omdat het de laatste weken kouder is geworden, heb ik er nog een hele grote groene wollen deken overheen gelegd, die het bed bovendien overdag netjes af kan dekken. Dat is om stof en de vieze pootjes van Guusje te weren geen overbodige luxe 😉
Zoals ik mezelf beloofd had, doe ik vandaag zoveel mogelijk leuke dingen. Ik gebruik de alambiek om rozenblaadjes te verwerken, naai aan mijn nieuwe jurk en sorteer mijn verfstoffen om een plan te bedenken voor de strengen wol die ik graag wil verven. Het is een fijne dag waar ik al snel mijn goede zin weer terugvind en met een tevreden gevoel stap ik ’s avonds weer in dat heerlijke bed.
16 augustus: verven
Het thema van deze week is ‘textiel verwerken’ en Jip trekt weer bij me in. Als studente van de Meesteropleiding Coupeur mag zij natuurlijk niet ontbreken. Ze werkt aan een nieuwe wollen jurk en ik bewonder haar geduld en precisie. We maken nog snel een extra bedje, zodat Vera vanaf morgen ook kan logeren ín het huis. Vannacht kunnen Orion en Robin, de zusjes van Jip, dan ook nog een nachtje logeren, gezellig!
Fiona van het kledingatelier zal er deze week overdag ook bij zijn. Ik ben blij met haar aanwezigheid want zelf verven is er eigenlijk nog nooit van gekomen en ik kan dus veel van haar leren. We maken samen een aluinbad om de strengen voor te beitsen en verven daarna met cochenille. De streng die in dit bad mag wordt enorm paars, terwijl we meer een felrode kleur verwacht hadden. De ijzertijdjurk die we vorig jaar gemaakt hebben was immers ook met cochenille geverfd en die is echt rood. We lachen erom want paars/aubergine is wel echt ‘mijn’ kleur in het moderne leven en ook voor dit project heb ik een behoorlijk paarse jurk gekregen. We verven een andere streng met wouw wat een kleur oplevert die twijfelt tussen geel en groen zijn. We zetten blauwhout en meekrap in de week om de komende dagen nog te verwerken en Fiona verft nog wat strengen voor het atelier in de restbaden.
Aan het eind van de middag komt Marieline op bezoek. Ze is een van onze tijdgidsen maar heeft al vele jaren een eigen straattheaterbedrijf en ik mag haar graag. Ze heeft altijd enorm creatieve ideeën en niks lijkt haar teveel. Ook vandaag overtreft ze de verwachting: ze heeft een supermooie middeleeuws-geïnspireerde pastei meegebracht voor het avondmaal. Als Gwen ook even langs komt, steken we de koppen bij elkaar over Heksia 2023, want dat staat inmiddels ook voor de deur. Het is fijn om even te sparren; nu is het makkelijker om morgenvroeg een goede slag met het draaiboek te maken.
Als het museum sluit, gaan we aan tafel. Jip en Fiona eten geen vlees (zij krijgen de wortelsoep), maar Marieline en ik genieten enorm van de pastei, die gevuld is met ondermeer ham, koolrabi en wortelen, bijeengehouden door eieren en kaas. Omdat ik deze maanden nog minder vlees eet dan normaal, waardeer ik de luxe enorm, maar het is nog fijner om samen rond de tafel te zitten met deze vrouwen, die dezelfde passie voor het verleden delen.
17 augustus: Discussiedonderdag textiel maken
Mijn huis is vol! Jaap Hogendoorn komt vandaag langs en draait een dag mee. Hij heeft Rosalin van de Wal, 14e-eeuws re-enactor en een van de middaggasten, meteen meegebracht. Omdat Vera Bos ook vanaf vandaag komt logeren, en Fiona en Jip er natuurlijk zijn, is het een gezellige drukke boel! Het is één klap heel duidelijk dat het huis helemaal niet zo groot is als sommige bezoekers vinden en dat het hebben van bedden die je op kunt bergen en een schragentafel die je aan de kant kunt zetten echt een must zijn in dit huis.
In de middag arriveren Tineke, die samen met Jaap de bezoekers te woord zal staan en Inge van Dijk, Iemkje Heier (Ghemertse Luyden/preHistorisch Dorp), Eva IJsveld (zzp'er en Archeon) en Suzanne Spruijt (het Atelier van Toen) die mee zullen doen aan de discussie. Ik ben heel blij met de komst van Eva. Ze is een zeer dierbare vriendin met een onschatbare hoeveelheid kennis over textiel. Met Rosalin, Suzanne, Iemkje en Inge hebben we ervaren naaisters aan tafel die allen in opdracht historische kostuums of onderdelen daarvan maken. Vera is een goede naaister, maar is bovendien enorm belezen in de literatuur over de vrouwelijke aspecten van de 14e eeuw. Zo hebben we een diverse, volle tafel! We hebben een interessante discussie die volgens Jip achteraf maar weinig over textiel ging. Ik begrijp haar wel, want we hebben het vooral over mode, schoonheidsidealen en de wijze waarop wij de bronnen van textielonderzoek (afbeeldingen, schaarse archeologische vondsten) kunnen gebruiken. Hoe ver mag je afwijken van wat er op de plaatjes staat? Is er sprake van individualisme? En hoe belangrijk is het eergevoel en zedig gedrag? Maar ook: hoe krijgen we de kleding van re-enactors op een hoger niveau? Omdat we allemaal al langer meelopen dan Jip oud is, is het vast af en toe voor haar een troep klagende ouwe tutten dat rond de tafel zit – te weinig data, te weinig onderzoek, moeilijk om de levende geschiedenis een stap verder te brengen… Gelukkig maar dat Jip het niet ontmoedigend vindt, want textiel is en blijft natuurlijk een fascinerend onderwerp dat heel veel aspecten van het vrouw-zijn in de middeleeuwen belicht.
Jaap heeft tijdens onze discussie gekookt en er is opnieuw vlees! Een heerlijke stoofpot waar ik veel te veel van eet (en later ’s nachts ook spijt van krijg helaas) met rundvlees en pastinaak. Na het eten kruipen we nog even rond de vuurplaats in de prehistorie waar de vrijwilligers die hier een aantal dagen verblijven spelletjes doen. Om half tien houd ik het voor gezien – mijn biologische klok gaat morgen om 05:00 uur weer af!
18 augustus: wat ik draag
In de ochtend neem ik afscheid van Jaap en Rosalie en maak ik het draaiboek voor de middeleeuwse jaarmarkt af. Daar gaan we dit project mee afsluiten. De laatste week komt eraan! In mijn hoofd ben ik al een beetje afscheid aan het nemen. Als planner van de programmering vergeet ik soms wel eens te genieten van het moment, omdat mijn hoofd alweer bij de volgende stappen is. Daarom kruipen Jip en ik vandaag lekker bij het raam en naaien aan onze jurken. Fiona houdt zich bezig met verven en Vera vangt veel van de bezoekers op.
Als ik me ’s avonds uitkleed, bedenk ik hoezeer ik al gehecht ben aan mijn kleding. De linnen onderjurk die ik ’s nachts aanhoud als ik ga slapen, en de wollen overjurk (al is de keuze uit twee wel wat beperkt voor deze fashionista 😉). De tweede onderjurk, die zou moeten dienen als ondersteunend ondergoed (op maat gemaakt en ingesnoerd heb je dan zelfs met een grote cup een comfortabele steun), draag ik eigenlijk nooit. Een extra laag is nu met dit warme weer overbodig en er valt aan mijn bovenlijf niet zo veel te ondersteunen (ahum). De genaaide kousen zitten eigenlijk heel comfortabel. Ik weet dat Juul enorm haar best gedaan heeft op de naadjes rond de hielen en tenen en dat is goed te merken! Ik heb geen enkele blaar of irritatie gehad. Twee paar is eigenlijk ook best genoeg, want de kousen zijn zo gewassen en drogen snel. Mijn beide paren schoenen van de Gelderse Roos lopen heerlijk. Per dag zet ik zo’n 7000 stappen, dus dat is wel erg fijn. De ‘sjieke’ schoenen met uitgesneden versieringen voelen als slofjes. Het leer is heel zacht en ze zien er heel mooi uit. Het andere paar heeft grotere punten en is wat steviger. Deze ondersteunen meer en dwingen me door hun vorm mijn voet goed af te wikkelen. Misschien dat ik daarom geen last heb van mijn enkels, die normaal gesproken altijd pijnlijk zijn ten gevolge van oude botbreuken. Na de eerste week, toen ik kennelijk nog moest wennen en wat spieren moest trainen, is de pijn volledig verdwenen – zo zeer zelfs dat ik erover denk om de schoenen ook in het moderne leven te blijven dragen!
19 en 20 augustus: het body block van Vera
In het weekend keutel ik door met de dames. Het is rustig en gezellig in huis en ik geniet er enorm van. Ik loop vrijwel de hele dag in mijn ondergoed, wat geen straf is met de heersende warmte. Vera is namelijk een body block voor me aan het maken: een zeer precies patroon van mijn bovenlijf dat ik voortaan zal kunnen gebruiken voor historische kleding. Ze begint met een eerste versie die ze knipt en naait op basis van metingen die ze doet met touwtjes. Mijn armlengte, ruglengte, taille, buste en heup worden gemeten door er een touwtje langs te houden en knoopjes te leggen op de afgemeten maat. Gedurende het hele weekend wordt het patroon steeds aangepast. Jip kijkt streng mee naar elke rimpel, geerhoogte en ongelijkheid, en ik slik en frons wat als ik ze achter mij hoor praten over asymmetrie tussen mijn schouders.
Ja, ja, best confronterend allemaal, en terwijl de dames prutsen om mijn achterwerk aan mijn taille te koppelen, droom ik weg en probeer me voor te stellen hoe het geweest zou zijn bij een kleermaker in de 14e eeuw. Hoe combineer je al die kuisheid en zedelijkheid met het passen van een eerste versie van je nieuwe jurk? Zou de ambachtsvrouw (die van de kleermaker dan) hier ook een rol in hebben gespeeld? Voor de zoveelste keer zucht ik over ons gebrek aan kennis. Als we toch eens heel even écht in het verleden zouden kunnen kijken; hoe mooi zou dat zijn?
21 augustus: ARCHON-lezing
Op maandagochtend geef ik een online presentatie voor de Summer School van ARCHON, de onderzoeksschool voor archeologen. Hierbij zijn gepromoveerde archeologen en promovendi aangesloten en dit jaar is er een bijeenkomst van drie dagen rond het thema experimentele archeologie – ‘right up my ally’ dus. Deze eerste dag is theoretisch en wordt gehouden in Amersfoort. Omdat ik niet fysiek aanwezig kan zijn, wordt een lijntje gelegd tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en mijn 14e-eeuwse huis, zodat ik mijn eerste inzichten met de studenten kan delen. Het voelt heel vreemd: in mijn historische jurk een PowerPoint presenteren terwijl ik de zaal niet kan zien of horen, maar ik sla me er doorheen. Woensdag zal een deel van de toehoorders ook nog op excursie komen en ik kijk ernaar uit om met de studenten in discussie te gaan!
Na de lezing werk ik aan wat cadeautjes. Er hebben zoveel mensen meegeholpen en ik ben ze enorm dankbaar. Ik geniet ook even van het alleen zijn in mijn huisje. Ik scharrel wat rond en bedenk wat ik alvast achter de schermen een beetje in kan pakken. Wat neem ik mee naar huis, wat kan er wel even achterblijven, wat is van Marieline, wat is van het museum. Ik wil voorkomen dat het huis ingepakt is op de laatste dag, maar wil ook niet op zondagavond pas na gaan denken over wat en hoe. Ik spreek met Floor af dat zij na mijn vertrek met wat er achterblijft een leuke inrichting maakt. Ze is daar goed in en ik heb zo’n vermoeden dat ik zondag door mijn tranen heen geen moed ga hebben om dat te doen. Want de tranen voel ik wel al prikken. Ik vind het heerlijk om naar mijn mannen te gaan, maar ik ga mijn overzichtelijke leventje (hoe pittig ook) zeker ook missen. ’s Avonds in bed dub ik nog wat na over hoe ik de rust en de herontdekking van mijn creativiteit die ik hier ondanks alles (terug)gevonden heb, mee kan nemen naar huis. Nou ja, eerst maar eens even door deze laatste week heen.
22 augustus: Sacha's ravioli!
Vandaag komt Sacha haar gemiste dag inhalen, en hoe! We maken ravioli naar 14e-eeuws recept. Superlekker en leuk om samen te doen. Sacha maakt een perfect deeg van tarwegries en water. Ze heeft een vulling van gekookt varkensvlees met rozijnen en nootmuskaat en een vulling met verse kaas met groene kruiden. Ik doe mijn best mooie flapjes te maken. Het is superleuk om de bezoekers te kunnen laten zien dat zo’n gerecht óók gewoon tot de mogelijkheden behoort. Weliswaar waarschijnlijk alleen op dagen dat je écht niks te doen hebt, of als je rijk genoeg bent om een kok in dienst te hebben, maar toch. Rond lunchtijd zijn we klaar en we smullen er uitbundig van. Er blijkt genoeg te zijn voor mijn avondmaaltijd, dus ook ’s avonds geniet ik van de ravioli. Toch wel een leuke afwisseling van de stoof/soep en brood combinatie die ik meestal eet.
Hoewel Sacha en ik elkaar pas kort kennen, voelt een dag met haar heel vertrouwd. We hebben fijne gesprekken, lachen wat af en bewegen goed om elkaar heen in de keuken. Ik heb helaas wel veel last van de rook deze dagen. Er is in het hele museum veel stookhout doorheen gegaan deze zomer en wat ik nu aan het stoken ben is nogal vochtig. Misschien is het ook de vermoeidheid die ik langzaamaan wel echt in mijn botten voel kruipen en die mijn weerstand tegen de middeleeuwse ongemakken wat af doet nemen.
23 augustus: Summer School-studenten op bezoek
Onder aanvoering van Inge van der Jagt en Lasse van den Dikkenberg is de Summer School gearriveerd. Inge was hier al eerder en het is fijn om haar weer te zien. Dat Lasse er is, voelt ook als heel bijzonder. Heel lang geleden heeft hij mij ooit opgevolgd als voorzitter van de Werkgroep Experimentele Archeologie van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis, waarmee we beiden (na elkaar) jarenlang weekenden en vakantieweken in de prehistorische reconstructies van Nederland hebben beleefd. Nu is Lasse promovendus bij professor Annelou van Gijn in Leiden, zoals ik dat jaren geleden ook was. Bijzonder toch?
Zittend in het huis hebben we een boeiende discussie over mijn ervaringen, wat die wel of niet zeggen en wat het nut is van ‘ervaringsarcheologie’. We hebben grote lol om mijn FAQ’s omdat deze goed laten zien wat de kracht van verbeelding is. Veel bezoekers hebben het idee dat ik écht in de middeleeuwen leef en dat het dus aardedonker zal zijn, met veel wilde dieren. In de lichtkoepel van Eindhoven is het met de donkerte helaas armzalig gesteld en de ‘wildlife’ bestaat vooral uit kauwen, eksters, egels, zwaluwen en naaktslakken. En muggen, heeeeel veel muggen, die de vliegen inmiddels ruimschoots overtreffen.
Er zijn vanuit de studenten nog veel meer vragen. Wat me opvalt is dat ze meer dan mijn eigen generatie vragen naar de spirituele kant. ‘Heb ik het idee dat ik dichter bij het gedachtengoed van de middeleeuwer ben gekomen? Hun angsten, hun beleving van het dagelijkse? De rust, de eenvoud?’. Ik moet hen teleurstellen; dat idee heb ik zeker niet. Het is voor ons onmogelijk je een voorstelling te maken van de omvang van de angst voor ongeneeslijke ziekten, oorlogsdreiging of hongersnood. Zéker niet omdat de meeste moderne volwassenen zich ook nauwelijks meer een voorstelling kunnen maken bij wat de kerk bijvoorbeeld aan troost en rotsvast vertrouwen hierin kan bieden. Dit is wellicht wel het stuk waar we het liefst bij zouden willen kunnen, maar wat naar mijn gevoel toch echt het verst buiten ons bereik ligt.
Sommige vragen zijn ook confronterend: wat heb je gedaan om je voor te bereiden? Welke boeken gelezen? Wat bestudeerd? Even ben ik uit het lood - ik heb deze winter wel diverse boeken doorgenomen. Gezocht naar dagindelingen, groentesoorten etc. Maar om nou te zeggen dat ik een dieptestudie heb gedaan... het museum liep ook gewoon door, lieve mensen. Dan valt het kwartje - de afgelopen 30 jaar zijn natuurlijk één lange voorbereiding geweest. Voor een ervaringsproject moet je niet alleen gáán ervaren maar ook ervaring hébben. Anders komt alles aan als een eerste keer. Ervaring leer je niet uit boeken, maar door het te doen, steeds weer opnieuw. Dan wordt het zo vertrouwd dat je even vergeet dat je doe kennis hebt. Is het toch nog ergens goed voor, dat ouder worden ;-)
We hebben het ook nog over generaliseren. Als archeologen die visualisaties maken (zoals ik nu eigenlijk doe door het huis in te richten) doen we iets raars: we graven de resten van individuen op, combineren die met andere data zodat we kunnen zeggen: ‘vroeger deden ze het zo’ (=generalisatie), en vervolgens gaan we weer terug naar een individueel niveau. De keuzes die je dan moet maken zijn divers: één of twee vaste bedden, tuingereedschap in huis of in het schuurtje, schapen of varkens of allebei? Het lijkt arbitrair op wetenschappelijk niveau, maar het zijn wel de vragen die ik krijg en voor mij voelt de verantwoordelijkheid van “het beeld neerzetten” toch altijd wel groot. Daarbij ben je uiteraard ook steeds weer beperkt door budget (ook voor dit project kon ik niet alleen maar gebruik maken van replica’s) maar anderzijds ook door de onmogelijkheid ‘alles’ met de bezoeker door te nemen, waardoor deze ook lang niet alles zal zien. Toch draagt een zekere zorgvuldigheid wel bij tot een betere beleving: zowel voor de ‘zender’ als voor de ‘ontvanger’. Zoals Sir Ian McKellen ooit zei: ‘Dat ik als Gandalf zelfs speciaal ondergoed in stijl draag ziet niemand, maar het maakt wel dat ik me nóg beter in mijn rol in kan leven’.
De hele discussiedag leidt tot veel denkwerk bij zowel de studenten als bij mijzelf en even weet ik weer hoezeer ik lesgeven en de wetenschap mis. Anderzijds is dat natuurlijk nog steeds wat ik dagelijks doe als ik de bezoekers vertel over het verleden – of dat nu rechtstreeks is of door de tijdgidsen te trainen.
24 augustus: Discussiedonderdag
Op de Discussiedonderdag van deze week heb ik opnieuw een bijzonder clubje aan de tafel: Luc Amkreutz (Conservator prehistorie Rijksmuseum van Oudheden en Bijzonder hoogleraar Erfgoed en publieksbereik), Marie-France van Oorsouw (eigenaar Weleer erfgoedcommunicatie, presentatie en advies), Richard Jansen (Universitair Docent Heritage studies, Leiden) en Eric Schmitz (Stadsarchief Amsterdam). Het is bijzonder omdat ik de eerste drie al sinds mijn studietijd of langer ken. Marie-France komt ook van de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis en heeft in een ver verleden ook aan experimentele archeologie gedaan. Later hebben onze paden zich regelmatig gekruist als we werkten aan tentoonstellingsprojecten. Luc heeft ooit bij mij het vak Experimentele Archeologie gevolgd en als conservator en bijzonder hoogleraar zet hij zich precies in voor de zaken die mij het meest nauw aan het hart liggen. Met Richard heb ik veel veldwerk gedaan en later vanuit mijn bedrijf heel veel kleine tentoonstellingen gemaakt. Hij is nog altijd mijn belangrijkste sparringpartner als ik twijfel over visualiseren, prehistorie, publieksbereik of het leven in zijn algemeenheid. Eric heeft zich aangesloten vanuit Erfgoed Amsterdam. Hij is een nieuwe stem in dit geheel en dat is misschien maar goed ook, want anders wordt dit wel een erg Leids onderonsje van vakgenoten die al heel lang terug gaan 😉.
Tijdens de discussie merk ik hoezeer dit onderwerp mijn hart sneller doet kloppen. Ik heb mijn vak altijd superleuk gevonden maar vertéllen over mijn vak – mensen enthousiasmeren voor het verleden en hen in laten zien dat we allemaal mensen zijn, vroeger en nu, met dezelfde behoeften, gevoelens, twijfels en vaardigheden – dát is waar ik echt superenthousiast van word! De zoektocht naar de beste wijze en wat er wel en niet belangrijk is, houdt mijn werk vervolgens spannend. Ik deel dan ook vol overgave de plannen voor onze museumuitbreiding, waarin we, naast de ons vertrouwde wegen, ook nieuwe zullen gaan bewandelen om nóg meer mensen te trekken.
Als ik ’s avonds met Richard nog een kopje thee op de steiger drink, voel ik berusting. Ik heb láng niet alles kunnen doen wat ik in mijn hoofd had, maar ik heb enorm veel geleerd, en met name over ons publiek. Ik heb kaas en boter gemaakt, ik heb gepekeld en gefermenteerd, ik heb genaaid en geverfd, de alambiek gebruikt en zalf gemaakt. Ik heb de dieren verzorgd, water gehaald, gewassen, afgewassen, hout gehaald en gehakt, vuur gemaakt, gekookt, gebakken en genoten. Ik heb gekletst met bezoekers, medewerkers, de pers, vakgenoten en vrijwilligers. Kijkend over het water daalt er rust neer in mijn hoofd – het is mooi geweest.
25 augustus: cadeautjes maken en Ward
Na een drukke week heb ik op vrijdagochtend even het rijk alleen. Uiteraard komen er bezoekers langs, maar ik kan op mijn gemak werken aan bijna 50 cadeautjes. Tino heeft voor iedereen een houten hanger gemaakt met daarop het logo van het project en ik maak er zakjes bij met voor iedereen een persoonlijk kaartje. Voor de dames van het naaiatelier zijn er met messing spelden gevulde speldenkussens van restjes stof van mijn paarse, door hen gemaakte, jurk. Ik heb er lol in alles samen te stellen en besef me dat de kaartjes véél te klein zijn om mijn dankbaarheid tot zijn recht te laten komen.
In de middag verschijnt Ward in vol middeleeuws tenue! Op de valreep van het project draait hij een middagje mee. Er zijn helaas niet zoveel bezoekers meer, waardoor hij niet helemaal de full experience krijgt, maar het is fijn dat hij zich even in mijn wereldje onder wil dompelen.
Na vijven komen de eerste groepen voor het laatste zomerweekend aan. De Hospitaalridders, de Zwaardkring en de Bende van Brabant wijs ik allemaal naar hun plek. Als ook de laatste vrijwilligers zijn aangekomen zit de dag erop. Ik ben klaar voor het afscheid!
26 augustus: scharreldag
De één na laatste dag. ‘Scharreldag’ noemen Jip en ik het. Ik ruim wat op, zet in mijn hoofd spullen bij elkaar (geleend van Marieline, van mijzelf, van het museum), snijd de laatste kaas aan en verwerk de gepekelde wortels in de soep. De worteltjes zijn al sinds dinsdag aan het ontzouten. Ze zijn na drie weken nog steeds knapperig, maar wel vreselijk zout. Door het water waarin ze nu staan steeds te verversen, probeer ik wat van de zoute smaak weg te halen. Samen met wat snijbiet en witte kool maak ik er een soepje van.
Nog één keer scharen de aanwezige vrijwilligers zich om de tafel. Het is inmiddels een trouwe, vaste kliek. Om 21:00 uur vertrekt het merendeel naar het vuur bij de schapenboerderij, maar Jip en ik blijven nog even achter. Het is fijn om de laatste rustige uren met haar te delen. Na nog een uurtje rond het vuur buiten, vraag ik ook haar zusjes om deze laatste nacht mijn huisje te delen. Jip, Robin en Orion liggen aan de ene kant, ik aan de andere. Tevreden bedenk ik me dat dit helemaal niet de laatste keer hoeft te zijn. Ik ga niet weg, het museum ook niet en de plannen voor een vroegmiddeleeuws project borrelen al…
27 augustus: middeleeuwse jaarmarkt en de laatste dag
De laatste dag gaat als in een roes voorbij. Ter gelegenheid van de afsluiting van het project én de zomervakantie heb ik een middeleeuwse jaarmarkt georganiseerd met straattheater, muzikanten en een aantal kramen. Er zijn ook nog drie ridderkampementen en heel veel vrijwilligers. Het is een dolle boel en ik ben blij dat Marit en Mathijs de dag grotendeels aansturen. Want ik ben moe, kan om alles huilen en mijn mannen laten op zich wachten. Dat is ook beter, want er moet van alles vandaag, maar mijn gevoelens schieten alle kanten op en dan kan hun nuchterheid me vaak even laten relativeren. Hanneke kijkt me aan en neemt die rol direct op zich. Een paar tranen en weer door. De burgemeester komt en Ward en ik vangen hem op. Hij is zeer geïnteresseerd in zowel het project als onze uitbreidingsplannen. Na een korte openingshandeling vertrekt hij weer en trek ik mij terug in mijn huisje. Bezoek komt af en aan langs en tussen de bedrijven door deel ik de cadeautjes uit. Archeologen, mensen die te gast zijn geweest, vrijwilligers en medewerkers – ik ben blij dat ik nog een keer kan vertellen hoe tof het is dat het project zoveel mensen samen brengt.
Om 16:00 uur nodig ik de mensen van het kledingatelier uit voor een borrel en een stuk van mijn eigen kaas. De meeste anderen kunnen niet weg van hun plek. Mijn mannen zijn er inmiddels, en mijn beste vriendinnen ook. Het is druk en gezellig. De kluts ben ik nog steeds kwijt. Om 16:30 uur steekt Floor haar hoofd binnen: “Op het draaiboek staat ‘afsluiting’ – wat gaan we doen?” Ik stagneer – ik heb er niet echt over nagedacht. Ik hoef niet zo nodig met tromgeroffel het huis uit en vind het ook wat raar dat ik dat zelf moet organiseren. Uiteindelijk trommelt goeie ouwe Gwen na vijven iedereen op en eindigen we het project zoals het begonnen is: met even in een cirkel bij het huis elkaar aankijken en voelen: wat hebben we een toffe werkplek en wat is het mooi om het verleden te laten herleven.
Het preHistorisch Dorp
Het project ‘Twee Maanden Middeleeuwen’ is inmiddels voorbij, maar het preHistorisch Dorp is nog open. Het museum is te bezoeken van april t/m oktober. Naast het middeleeuwse ambachtenhuis, staan er nog vele reconstructies van gebouwen uit de prehistorie tot de late middeleeuwen. Kijk in de agenda wat er iedere dag te beleven is.